Sociale verkiezingen 2020: definitieve resultaten in 2021

Gepubliceerd op

-

2021

De sociale verkiezingen voor de instelling van comités voor preventie en bescherming op het werk (CPBW) en ondernemingsraden (OR), hebben om de vier jaar plaats. De laatste vonden, omwille van Covid, uitgesteld plaats in november 2020. Bij elke editie van de sociale verkiezingen worden na het afsluiten van de kiesverrichtingen statistieken opgemaakt door de diensten van de FOD Werkgelegenheid, meer bepaald de Afdeling van de inspraakorganen en de arbeidsgerechten van de Algemene Directie Arbeidsrecht en juridische studiën. Deze geven een globaal beeld van de verkiezingsresultaten voor alle ondernemingen die sociale verkiezingen georganiseerd hebben.

In eerste instantie werden enkel de voorlopige statistieken gepresenteerd op een persconferentie georganiseerd door de Minister van werk begin december 2020.

Daarna volgde een periode van verbeteringen. De resultaten die door de ondernemingen gecodeerd werden in de door de FOD ontwikkelde en ter beschikking gestelde ‘Webapplicatie Sociale Verkiezingen’, worden gecontroleerd door de medewerkers van de Afdeling van de inspraakorganen en de arbeidsgerechten - met behulp van de sociale partners - en indien nodig verbeterd op basis van het officiële proces-verbaal van elke stemming, opgesteld en goedgekeurd in de ondernemingen. De sociale partners krijgen meerdere maanden de tijd om fouten op te sporen en verbeteringen aan te vragen. Gedurende deze periode van verbeteringen komen ook de resultaten van uitgestelde procedures binnen.

Definitieve validatie

De databank die al deze resultaten herneemt, werd in maart 2021 door de sociale partners definitief gevalideerd. Het zijn vervolgens die resultaten van de gevalideerde databank die het voorwerp uitmaken van een gedetailleerde voorstelling in een publicatie Definitieve resultaten van de sociale verkiezingen 2020”, die werd gepubliceerd op de website van de FOD.

De in deze publicatie verrekende resultaten dekken ongeveer 97% van de verwachte resultaten en hebben betrekking op 3971 procedures voor de OR en 7136 procedures voor de CPBW. Bij de 3971 procedures OR moeten nog eens 1235 OR geteld worden, waar de verkozenen voor het CPBW de mandaten uitoefenen.

In de publicatie worden statistieken beschikbaar gesteld aangaande het aantal ondernemingen en werknemers betrokken bij de sociale verkiezingen, alsook het aantal kandidaten, de kiescijfers en behaalde mandaten per werknemersorganisatie. Deze statistieken worden opgesplitst per bedrijfstak en gewest, en er wordt ook een vergelijking gemaakt met de voorgaande verkiezingen.

De oprichting van een overlegorgaan

Het aantal verkozen effectief afgevaardigden mag niet lager zijn dan 2 om een geldige OR en CPBW te kunnen samenstellen. In alle gevallen waar er minder dan 2 verkozenen zijn, kan er dus geen OR en/of CPBW opgericht worden. In de ondernemingen waar er geen of slechts 1 kandidaat werd voorgedragen, zal dus geen overlegorgaan opgericht worden: voor het CPBW gaat dit over 29,2% van de procedures (2085 van de 7136 procedures) en voor de OR over 21,8% van de procedures (867 van de 3970 procedures).

Algemene resultaten sociale verkiezingen 2020

Voor de ondernemingen waar wel voldoende kandidaten waren om verkiezingen te organiseren, kan door middel van statistieken, in stemmen en in zetels, de sterkte van elke vakbond afgemeten worden.  Voor de sociale verkiezingen 2020 kunnen we zowel voor het CPBW als voor de OR vaststellen dat zowel ACV als ABVV er licht op achteruitgaan, terwijl het ACLVB er op vooruitgaat. Dit geldt zowel voor de verdeling van de stemmen als voor de zetelverdeling. Het is een tendens die zich elke sociale verkiezing verderzet.

Verdeling van de stemmen (in %) CPBW (2016 - 2020)

Verdeling van de stemmen (in %) OR (2016 - 2020)

Zetelverdeling (in %) CPBW (2016 - 2020)

Zetelverdeling (in %) OR (2016 -2020)

Gender en sociale verkiezingen

De Wet Sociale verkiezingen voorziet in het principe dat er bij het opmaken van de kandidatenlijsten moet over gewaakt worden dat vrouwelijke en mannelijke kandidaten proportioneel vertegenwoordigd zijn in verhouding tot hun respectievelijk belang in de onderneming.

Met het oog op de sociale verkiezingen 2020 werd beoogd om dit principe meer in de kijker te zetten en zijn doeltreffendheid kracht bij te zetten. Hiertoe werd de Wet Sociale Verkiezingen aangevuld met de opdracht voor de FOD Werkgelegenheid om op basis van de verkiezingsresultaten specifieke genderstatistieken per activiteitensector uit te werken.

Vrouwelijke tewerkstelling, kandidaten en verkozenen sinds de SV 1979 (in %, CPBW)

Vrouwelijke tewerkstelling, kandidaten en verkozenen sinds SV 1979 (in %, OR)

In de lijngrafieken 5 en 6 hierboven kan men zien dat de vrouwelijke tewerkstelling in ondernemingen die de sociale verkiezingen moeten opstarten voor de oprichting of hernieuwing van een OR en/of CPBW voor het eerst sinds 2016 groter is dan de mannelijke tewerkstelling.

Bovendien stijgt het % vrouwelijke kandidaten en verkozenen over de jaren heen. Maar ook de vrouwelijke tewerkstelling stijgt over de jaren heen. 

De grafieken 7 en 8 onderaan geven de kans weer voor mannelijke en vrouwelijke kandidaten om verkozen te worden.

Het is zo dat als een vrouw zich kandidaat stelt, ze meer kans heeft dan een man om verkozen te worden. Dit effect geldt zowel voor de OR als het CPBW en wordt groter door de jaren heen. Het effect is ook sterker voor het CPBW dan voor de OR.

De kans om als kandidaat effectief verkozen te worden voor de OR volgens gender (in %)

De kans om als kandidaat effectief verkozen te worden voor het CPBW volgens gender (in %)