Aanpassing van de bepalingen van de codex over het welzijn op het werk inzake biologische agentia

Gepubliceerd op

Op 26 november 2020 werd het koninklijk besluit van 23 november 2020 tot wijziging van boek VII, titel 1 betreffende biologische agentia van de codex over het welzijn op het werk in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.

Dit koninklijk besluit zet twee richtlijnen om in Belgisch recht:

  • de Richtlijn (EU) 2019/1833 van de Commissie van 24 oktober 2019 tot wijziging van de bijlagen I, III, V en VI bij de richtlijn 2000/54/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft zuiver technische aanpassingen;
     
  • de Richtlijn (EU) 2020/739 van de Commissie van 3 juni 2020 tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2000/54/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de opneming van SARS‐CoV‐2 in de lijst van biologische agentia waarvan bekend is dat zij bij de mens infectieziekten kunnen verwekken, en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1833 van de Commissie.

Hiertoe worden in titel 1 betreffende biologische agentia van boek VII van de codex de volgende wijzigingen aangebracht:

  • De bijlagen VII.1-1, VII.1-2 en VII.1-3 worden volledig vervangen.
     
  • In de bijlage VII.1-1 wordt het coronavirus SARS-CoV-2 vermeld als een biologisch agens van groep 3, dit wil zeggen een agens dat bij de mens een ernstige ziekte kan veroorzaken en een groot gevaar voor de werknemers kan opleveren, met een kans dat het zich onder de bevolking verspreidt en waarvoor er gewoonlijk een effectieve profylaxe of behandeling bestaat.

Het is belangrijk te vermelden dat de bepalingen van de codex inzake biologische agentia uitsluitend van toepassing zijn op werknemers die ten gevolge van hun werk worden of kunnen worden blootgesteld aan biologische agentia zoals virussen. De indeling van het coronavirus SARS-CoV-2 als een biologisch agens van groep 3 heeft dus enkel een impact op deze categorie van werknemers.

Het gaat hierbij om werkzaamheden waarbij er welbewust met biologische agentia wordt gewerkt, maar ook om werkzaamheden die niet het welbewuste voornemen impliceren te werken met een biologisch agens maar die wel een blootstelling van de werknemers met zich kunnen brengen. Deze laatste categorie van werkzaamheden betreft onder meer werk in de voedingsindustrie, werk in de landbouw, werkzaamheden waarbij sprake is van contact met dieren of producten van dierlijke oorsprong, werk in de gezondheidszorg, werk in klinische, veterinaire en diagnoselaboratoria, met uitsluiting van microbiologische diagnoselaboratoria, werkzaamheden in diensten voor sociale hulp, noodhulp en in strafinrichtingen, werk in vuilverwerkingsbedrijven en werk in installaties voor de zuivering van afvalwater.

In dat geval is de werkgever ertoe gehouden specifieke preventiemaatregelen te nemen om deze werknemers te beschermen, zoals gezondheidstoezicht, het voorzien van specifieke beschermingsmiddelen (zoals bv. maskers voor ademhalingsbescherming (bv. type FFP2, FFP3), spatbril, handschoenen, schorten, …), enz.

Deze bepalingen inzake biologische agentia zijn dus niet van toepassing op de werknemers die ander werk doen. Zij kunnen op de werkvloer weliswaar ook in contact komen met het coronavirus omdat het nu éénmaal overal aanwezig kan zijn. Daarom werd de ‘Generieke Gids om de verspreiding van COVID-19 op het werk tegen te gaan’ ontwikkeld (eventueel aangevuld met sectorgidsen en protocollen voor specifieke sectoren). Deze gids bevat principes en preventiemaatregelen om ervoor te zorgen dat alle werknemers in zo veilig mogelijke omstandigheden kunnen werken zolang het coronavirus circuleert in onze samenleving.