Arbeidsmarkt schuifelt richting langere loopbaan

Gepubliceerd op

Continue beleidsevaluatie oudere werknemers


Doorheen de voorbije jaren zien we een aantal voorzichtig positieve evoluties op vlak van arbeidsmarktparticipatie van ouderen. Zowel de activiteits- als de werkzaamheidsgraad van 55- tot 64-jarigen neemt toe, en ook de uittredeleeftijd is verhoogd. Ondanks die voor de totale participatiegraad opgetekende licht positieve tendens, doet België het in internationaal oogpunt echter nog steeds ondermaats. De opgetekende groei is te beperkt om de rest van de EU bij te benen. Bovendien verbergen algemene indicatoren zoals de activiteitsgraad onderliggende evoluties en verschillen in carrièrepaden.

Om aan de voortdurende nood aan gedetailleerde informatie over de loopbanen van oudere werknemers te beantwoorden, bekijken we in deze nota hoe de arbeidsmarktsituatie van oudere werknemers is geëvolueerd tussen 2004 en 2016, op basis van hoofdzakelijk gegevens uit het Datawarehouse van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid (KSZ). Het gaat bijgevolg om administratieve gegevens over de volledige Belgische bevolking. In het eerste deel onderzoeken we de demografische evoluties in België, met een focus op de oudere leeftijdsklassen (levensverwachting, uittredeleeftijd, afhankelijkheidsgraad, etc.). Vervolgens analyseren we de belangrijkste arbeidsmarktindicatoren zoals werkzaamheid, werkloosheid en inactiviteit per leeftijdsgroep, maar ook uitgesplitst naar gewest, geslacht en origine. In deel drie focussen we op de loopbanen van ouderen (jobmobiliteit, aanwerving, loopbaanonderbreking en tijdskrediet, etc.), en ten slotte wordt de uitstroom uit de actieve loopbaan geanalyseerd en de overgang naar het (brug)pensioen.

Een aantal conclusies is niet verrassend. De intussen gekende demografische trends zetten zich voort: zowel levensduur als afhankelijkheidsgraad blijven toenemen. De loopbaanduur blijft daarentegen vrijwel stabiel. Er zijn echter ook een aantal hoopgevendere evoluties waar te nemen. De uittredeleeftijd kent een stijgende trend in de geanalyseerde periode. Op vlak van werkzaamheids- en activiteitsgraad zien we dat 55-plussers een gestage inhaalbeweging maken ten opzichte van de jongere groepen, al blijft de kloof – zeker na 60 – nog zeer groot. Ook de werkzaamheidskloof tussen mannen en vrouwen wordt kleiner. Sinds 2011 is daarnaast de werkloosheidsgraad bij de 50-54jarigen zelfs lager dan het Belgisch gemiddelde. Voor wie ouder dan 55 is nam de werkloosheidsgraad echter toe – onder meer door het verstrengen van de voorwaarden voor brugpensioen/SWT – en dat vooral bij de 55-59jarigen. Al moeten we er wel aan herinneren dat ook de werkzaamheidsgraad in deze leeftijdsgroepen gevoelig steeg. De toename van de werkloosheidsgraad bij 55-plussers is vooral voor rekening van de mannen.

Als we vervolgens kijken naar de loopbanen van ouderen, kunnen we concluderen dat voornoemde positieve trends in hoofdzaak opgaan voor wie aan het werk kan blijven. 55-plussers die opnieuw werk moeten zoeken na een periode van werkloosheid of inactiviteit, moeten daarentegen vaststellen dat er geen markt voor hen bestaat. Dat blijkt onder meer uit de gegevens betreffende de aanwervingsgraad, het percentage werkhervatting na inactiviteit of werkloosheid, de uitstroom naar arbeidsongeschiktheid en de jobmobiliteitsratio. Op al deze punten doen 55-plussers het slechter dan jongere groepen. Tot slot zien we dat er na 55 jaar nog maar zelden wordt deelgenomen aan opleiding. Dat betekent dat oudere actieven steeds minder inzetbaar worden op de arbeidsmarkt, en dus hun kansen om van werk te veranderen of weer aan het werk te gaan zien verkleinen. De cijfers zeggen echter niet of de 55-plussers zelf minder vragen naar opleiding, of dat ze minder aanbod krijgen.

De nota onthult tevens grote verschillen tussen sectoren en statuten op vlak van uittrede uit de actieve loopbaan. De sectoren met de grootste aandelen vroege vertrekkers tussen 2004 en 2016 zijn die van het transport, de post, telecommunicatie, de overheid en in iets mindere mate het onderwijs. Bij de sectoren waar er verhoudingsgewijs minder personen vervroegd uitstappen, en meer personen na 65 aan het werk blijven, zien we verschillende creatieve sectoren (zoals uitgeverijen, architecten, amusement, reclamewezen), maar wat verrassender ook enkele fysiek zware beroepen (bouw en landbouw). Dit zijn echter sectoren waarin veel zelfstandigen actief zijn, en de cijfers tonen zeer duidelijk dat deze groep veel vaker lang aan het werk blijft dan andere soorten werkenden. Zelfstandigen combineren ook vaker werk en pensioen.

De nota toont ten slotte ook dat de beleidsmaatregelen die de voorbije 10 jaar werden genomen weliswaar een invloed gehad op de participatie van ouderen, denk aan het terugschroeven van het brugpensioen/SWT, de gewijzigde aanpak van herstructureringen, verschillende vormen van activerend arbeidsmarktbeleid (verplicht outplacement, werkhervattingstoeslag, seniorvakantie,…), maar dat er nog steeds extra actie nodig is. Daarbij is het van wezenlijk belang om niet enkel te focussen op het einde van de loopbaan (anders gezegd het verlengen van de loopbaan van werkenden), maar op de hele loopbaan (ofwel participatie tijdens de hele loopbaan doen toenemen, zeker voor vrouwen en laaggeschoolden). Arbeidsomstandigheden en werkbaar werk spelen daarbij een onmiskenbare rol, maar inzetten op levenslang leren om de blijvende inzetbaarheid van personen te garanderen is niet minder belangrijk.

De nota kan hier gedownload worden