Begrenzing van de arbeidsduur van artsen in opleiding: wetsontwerp unaniem goedgekeurd in de Kamer

Gepubliceerd op

Het wetsontwerp over de aanpassing van de arbeidsduur van artsen, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-artsen in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen, werd unaniem goedgekeurd op 18 november tijdens plenaire zitting in de Kamer.

De tekst definieert, conform het Europese recht, een maximale grens voor de arbeidsduur, wat al deze werknemers de kans gunt over voldoende rusttijden te beschikken en waardoor gewaakt wordt over hun gezondheid en die van hun patiënten.

Het goedgekeurde ontwerp zet een Europese richtlijn om op basis van volgende principes:

  1. De wekelijkse arbeidsduur van de betrokken werknemers mag niet meer bedragen dan gemiddeld 48 uur over een referteperiode van 13 weken. Dit houdt in dat de uren die deze gemiddelde wekelijkse arbeidsduur overschrijden, binnen de referteperiode gerecupereerd moeten worden;
  2. In geen geval mag een werknemer de absolute limiet van 60 uur per werkweek overschrijden;
  3. In de loop van elke werkweek wordt een minimum rusttijd van 12 uur opgelegd na elke ononderbroken arbeidsprestatie van twaalf uur of meer;
  4. De duur van een ononderbroken werkperiode mag in geen geval 24 uur overschrijden;
  5. Een werknemer heeft binnen de 48 uur arbeidsduur recht 4 uur op te nemen voor wetenschappelijk werk gelinkt aan zijn opleiding; 2 uur daarvan worden in het ziekenhuis gepresteerd en 2 uur worden daarbuiten gepresteerd;
  6. Een bijkomende arbeidstijd van maximaal 12 uur per week kan bovenop de gemiddelde weeklimiet van 48 uur gepresteerd worden om onder andere allerlei wachtdiensten op de werkplek te verzekeren. Die mogelijkheid hangt af van het uitdrukkelijke akkoord van de werknemer en is onderworpen aan een aantal beschermende maatregelen, afkomstig van de Europese richtlijn:
  • Het akkoord van de werknemer om die bijkomende uren te presteren moet opgenomen zijn in een schriftelijke overeenkomst, die los staat van de verbintenisakte, teneinde elke eventuele druk te vermijden;
  • Alle schriftelijke documenten moeten op de werkplek bewaard worden, teneinde controle door inspecteurs mogelijk te maken;
  • De werknemer kan, mits inachtneming van een opzegtermijn van één maand, op zijn akkoord terugkomen;
  • Het feit dat een werknemer zijn akkoord over bijkomende arbeidsuren niet heeft willen geven, mag hem generlei nadeel berokkenen;
  • De bijkomende arbeidsduur maakt het voorwerp uit van een aanvullend loon, bovenop het basisloon.

    7.   Alle gepresteerde uren moeten in een chronologisch register opgenomen worden, om het werk van de controle-inpecteurs te vergemakkelijken;
    8.   Al deze bepalingen worden voortaan onderworpen aan de controle van het inspecteurs van het Toezicht op de Sociale Wetten.


Bron: persbericht van het Kabinet van de Minister van Werk