De Belgische arbeidsmarkt in 230 tabellen: een arbeidsmarkt in crisis?

Gepubliceerd op

Tot en met 2019 maakten we op quasi alle vlakken gunstige arbeidsmarktevoluties mee. In 2020 schudde de corona-pandemie de kaarten echter bruusk door elkaar, waardoor er een abrupt einde kwam aan de positieve evoluties en de structurele zwaktes dreigden uitvergroot te worden. De recentste actualisering van 230 arbeidsmarktindicatoren toont echter dat op vele vlakken de impact veel beperkter is gebleven dan aanvankelijk werd gevreesd, maar ook dat sommige groepen duidelijk harder getroffen werden dan andere.

December is naar goede gewoonte de maand waarin we de belangrijkste bevindingen oplijsten uit de actualisering van de 230 arbeidsmarktindicatoren die jaarlijks worden opgesteld als bijlage bij het Nationaal Hervormingsprogramma dat elke EU-lidstaat aan de Europese Commissie moet bezorgen. Het is immers het moment waarop we voor een brede waaier van arbeidsmarktgerelateerde thema’s over de definitieve cijfers voor het voorbije jaar beschikken. Deze indicatoren worden uitgewerkt door de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, in samenwerking met Statbel (FOD Economie, Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium) en met de Gewesten en de Gemeenschappen. Aangezien 2020 een bijzonder woelig jaar was – voor iedereen, en zeker ook voor arbeidsmarktanalisten – besteden we in dit overzicht ook aandacht aan de beschikbare kortetermijnindicatoren, die een voorlopig beeld schetsen van de opmerkelijke schommelingen in de loop van 2021.

De arbeidsmarktcrisis van 2020?

De arbeidsmarktindicatoren voor 2020 bleven verrassend stabiel. De activiteitsgraad – het aandeel werkenden en werklozen bij de bevolking van 20-64 jaar – daalde van 74,4% in 2019 (78,2% in de EU) naar 74,0% (77,7% in de EU), hetzelfde niveau als in 2018. De werkzaamheidsgraad, zijnde het aandeel werkenden bij de bevolking op beroepsactieve leeftijd (20-64 jaar), daalde van 70,5% in 2019, naar 70,0% in 2020. Dat is nog steeds boven het niveau van de jaren voor 2019. Het EU-gemiddelde bleef hoger, op 72,4%. Zelfs de werkloosheidsgraad bleef historisch laag, enkel in 2019 was hij nipt lager: 5,4% in 2020 versus 5,2% in 2019. Zelfs het aandeel langdurig werklozen binnen de totale werkloosheid – een klassiek pijnpunt voor de Belgische arbeidsmarkt – bleef op een relatief laag niveau.

Pierre-Yves Dermagne, minister van Werk: “Het overlegcomité heeft gedurende de hele coronacrisis niet getwijfeld om ingrijpende maatregelen te nemen om de gezondheid van ons allen te beschermen. Dat was voor niemand gemakkelijk: heel wat verschillende sectoren hebben een zware impact ondervonden. Telkens heb ik echter gezorgd voor flankerende maatregelen om bedrijven en werknemers bij te staan. Dankzij die gepaste en volgehouden steun zijn de negatieve gevolgen van de zwaarste economische schok sinds de tweede wereldoorlog op de werkgelegenheid veel minder groot dan initieel gevreesd. We zijn er bijzonder goed in geslaagd om bedrijven overeind te houden en de werkgelegenheid en de koopkracht van werknemers te beschermen. Het feit dat belangrijke arbeidsmarktindicatoren zoals de activiteitsgraad en de werkzaamheidsgraad quasi stabiel bleven, toont dat de juiste keuzes gemaakt zijn.”

Dat betekent echter niet dat een jaar dat getekend werd door lockdowns, telewerk en grootschalige tijdelijke werkloosheid geen impact had op de arbeidsmarktindicatoren. Het opvallendste fenomeen was de toename van de tijdelijke werkloosheid, met een nooit geziene piek in maart en april 2020, en zelfs in de eerste helft van 2021 nog een hoger niveau dan tijdens de financiële crisis van 2008-2009. Ook de toename van thuiswerk (van 18,9% naar 29%) was opvallend, en de stijging situeerde zich vooral bij de personen die meer dan 50% van de tijd thuiswerken. Het gemiddeld aantal jaarlijks gewerkte uren per werknemer daalde eveneens sterk, van 1.576 uren in 2019 naar 1.481 in 2020. Het aandeel tijdelijk werk kende een duidelijke daling in 2020, en dat is vooral te wijten aan de afname van interim- en studentenarbeid. Er was ook een afname van het werk op zaterdag (van 18,5% naar 16,6%) en zondag (van 11% naar 9,5%) in 2020, terwijl het van 2018 tot 2019 nog aanzienlijk was toegenomen. Die daling weerspiegelt mogelijk de zware impact op de horeca.

Doordat niet alle sectoren in dezelfde mate hun activiteit moesten terugschroeven, verloren bepaalde groepen werkenden vaker hun werk en waren ze relatief meer door COVID-19 gerelateerde redenen tijdelijk afwezig op hun werk. Het gaat in het bijzonder om jongeren, kortgeschoolden, niet-EU-immigranten en personen met een arbeidshandicap. Het armoederisico nam weliswaar niet toe, wat vermoedelijk te wijten is aan de steunmaatregelen waar een groot deel van de bevolking op kon rekenen.

Bij jongeren (20-29 jaar) zien we een gevoelige afname van de activiteitsgraad (van 67,2% naar 64,6%), onder meer doordat er minder jongeren de schoolbanken verlieten, terwijl de toename van eerdere jaren bij 55-plussers zich gewoon verder zette. Vrouwelijke 55-plussers naderen op een haar van de 50%-drempel (49,8%). De werkzaamheidsgraad daalde in 2020 vooral voor niet-EU-immigranten, en voor kort- en middengeschoolden. Bij personen met een diploma hoger onderwijs blijf hij vrijwel stabiel. Bovendien werd er minder deelgenomen aan opleiding dan in voorgaande jaren, door zowel werkenden als werklozen. Een digitaal opleidingsaanbod bereikt dus vermoedelijk lang niet alle personen die gebaat zijn bij levenslang leren. Het aantal vroegtijdige schoolverlaters is in 2020 wel verder gedaald, ondanks het afstandsonderwijs (al moeten we nog afwachten of er een effect is op langere termijn).  Ook het aantal NEET's (jongeren die niet werken noch een opleiding volgen) is tamelijk stabiel gebleven.

Hardnekkige structurele uitdagingen

De traditioneel grote kloof tussen personen die in België zijn geboren en daarbuiten bleef veel groter dan gemiddeld in de EU, en nam nog toe. Voor de werkzaamheidsgraad bedroeg de kloof tussen personen die in België en buiten de EU zijn geboren 20,3 procentpunten, tegenover 11,5 in de EU. Bij vrouwen is het verschil tussen zij die in België en buiten de EU geboren zijn zelfs nog groter: 27,5 procentpunten in 2020 (tegenover 24,7 in 2019, en 15,8 in de EU). En ook wat de kloof tussen de opleidingsniveaus betreft, hinken we achterop: een werkzaamheidskloof van 22,5 procentpunten tussen kort- en middengeschoolden, en nog eens 15,5 van die laatste ten opzichte van personen met een diploma hoger onderwijs. In de EU is het opgeteld ‘slechts’ 29,0 procentpunten.

“We zien dat de coronacrisis enkele hardnekkige structurele uitdagingen nog verder verscherpt”, verduidelijkt minister Pierre-Yves Dermagne. “Voor verschillende groepen die het al moeilijk hadden op de arbeidsmarkt, zoals kortgeschoolden en personen die niet in de EU zijn geboren, is de situatie nog nijpender geworden. Positieve dynamieken werden door de crisis gebroken. Via de jaarlijkse werkgelegenheidsconferenties ontwikkelen we voor hen plannen op maat, dat is vandaag belangrijker dan ooit. Het eerste actieplan, dat volgt uit de werkgelegenheidsconferentie over oudere werknemers in september 2021, wordt nog deze maand aan de regering voorgelegd. In juni 2022 volgt een tweede conferentie rond tewerkstelling van personen die buiten de EU zijn geboren.”

Uit de beschikbare kwartaalresultaten 2021 van de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK - Statbel), en de kortetermijnindicatoren die we publiceren op maand- en kwartaalbasis blijkt dat voorlopig ook in 2021 de situatie vrij stabiel blijft. We monitoren bovendien nog steeds tweewekelijks de impact van de crisis op verschillende groepen in het kader van de interdepartementale werkgroep Social Impact Corona. Daaruit blijkt dat kwetsbaardere groepen (kortgeschoolden, personen met buitenlandse nationaliteit en personen met lage lonen) oververtegenwoordigd blijven in de tijdelijke werkloosheid. Het aantal niet-werkende werkzoekenden (op basis van administratieve data) nam toe in de eerste maanden van 2021, maar zakte vanaf juni naar een historisch laag niveau. Ook de vacaturegraad, die in 2020 licht gedaald was, is in de loop van 2021 alweer aanzienlijk toegenomen, tot boven het niveau van 2019. Daardoor zijn de bezorgdheden over arbeidsmarktkrapte alweer terug van weggeweest.

De EAK-resultaten die hier gepresenteerd worden zijn resultaten op kwartaalbasis en zijn onderhevig aan grotere toevalsschommelingen dan de resultaten op jaarbasis omdat ze gebaseerd zijn op een vierde van de steekproef op jaarbasis.

En nog veel meer

Al deze indicatoren en nog veel meer zijn terug te vinden in de module Statistieken: Structurele indicatoren werkgelegenheid en arbeidsmarkt – jaarbasis en Korte termijnindicatoren arbeidsmarkt – maand- of kwartaalbasis.