De minister van Werk kondigt een betere controle aan op het stelsel van de dienstencheques

Gepubliceerd op

In het kader van de evaluatie van de dienstencheques die deze namiddag in de Kamercommissie plaatsgevonden heeft, heeft Vice-Eerste minister, minister van Werk en van Gelijke Kansen, Joëlle Milquet, herinnerd aan de maatregelen die zij al genomen heeft en heeft ze aangekondigd welke extra maatregelen ze wil nemen om de controle op het stelsel van de dienstencheques te verstevigen. Respect voor de regelgeving van alle betrokken partijen en een versteviging van de controle op de fraude zijn een prioriteit in 2008 en zullen dat in de komende jaren blijven.

1. De maatregelen die de minister van Werk al genomen heeft om de controle te verstevigen

A. In het kader van de programmawet heeft de minister van Werk ervoor gezorgd dat de controle op de dienstencheque-ondernemingen verstevigd werd en dat er beter gestreden wordt tegen de eventuele problemen met zogenaamde “carrousels”.

Daarom:

  • mag men niet betrokken zijn geweest bij minstens 2 faillissementen, opruimingen of gelijkaardige handelingen waarbij schulden werden opgelopen ten aanzien van een dienst van de sociale zekerheid, om van een erkenning te kunnen genieten;
  • heeft de Koning de mogelijkheid gekregen om voorwaarden en modaliteiten te preciseren, waarbinnen de erkenning automatisch wordt ingetrokken;
  • heeft de minister er tevens voor gezorgd dat schulden jegens welke dienst dan ook voor de incassering van bijdragen van de sociale zekerheid (dus ook RSZ-PPO, wat voordien niet het geval was) een reden zijn om de erkenning niet te krijgen.


B.De minister heeft eveneens enkele controlemaatregelen voorgesteld in het kader van het KB dat op 30 april 2008 gepubliceerd werd.

Het KB voegt met name twee bijkomende erkenningsvoorwaarden toe die een betere controle van het systeem moeten toelaten.

  • De eerste voorwaarde zorgt ervoor dat een onderneming geweigerd kan worden indien de verantwoordelijken dezelfde zijn als in een of verschillende ondernemingen waarvan de erkenning de laatste drie jaar ingetrokken werd op basis van het niet naleven van de regelgeving inzake dienstencheques. Op die manier vermijdt men dat de regelgeving inzake dienstencheques en het intrekken van de erkenning kan ontdoken worden door een nieuwe erkenning aan te vragen onder een andere naam.
  • De tweede voorwaarde moet aan erkende ondernemingen, vanaf hun aanvraag voor erkenning, duidelijk maken dat het principe “één cheque per gepresteerd uur” niet alleen geldt voor de dienstencheque-werknemers, maar ook voor de erkende onderneming. Het aantal werkuren dat globaal per trimester wordt aangegeven door de onderneming mag niet lager zijn dan het aantal cheques dat gedurende deze periode door de uitgiftemaatschappij werd ingevoerd. 

Bovendien wijzigt het KB onder meer de procedure voor opschorting en intrekking van de erkenningsvoorwaarden en vormt ze om tot een procedure tot intrekking op termijn in het ene geval en intrekking met onmiddellijke ingang in het andere geval.


2. De intenties van de minister van Werk om de controle op het stelsel van de dienstencheques te verstevigen

A. De winstmarges van de dienstencheque-ondernemingen analyseren

Minister van Werk Joëlle Milquet zal, aan de hand van een onderzoek dat bij de Nationale Bank van België (NBB) aangevraagd werd en volop aan de gang is, de jaarrekeningen van de dienstencheque-ondernemingen die bij de NBB werden neergelegd, analyseren. Het doel is om de winstmarges van de verschillende types dienstencheque-ondernemingen te analyseren. In het kader van deze analyse wordt bijzondere aandacht besteed aan de kwaliteit van de dienstenchequebanen en aan de omkadering en vorming van de  dienstencheque-werknemers.

In juli jongstleden heeft Price Waterhouse Coopers (PWC) een onderzoek gedaan naar de winstmarges van de dienstencheque-ondernemingen. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat de marges van sommige types ondernemingen soms aanzienlijk zijn. Toch kan er tegelijkertijd een grote spreiding rond dit gemiddelde worden vastgesteld; de studie van PWC stelt namelijk eveneens vast dat met een reële kost van 20 euro voor de dienstencheques, 34 procent van de betrokken ondernemingen op lange termijn niet rendabel zijn (tenzij er tijdelijke lastenverminderingen worden toegestaan). Het onderzoek van de NBB zal dienen om de resultaten van deze studie te verduidelijken.

B. Beschikken over de specifieke jaarrekeningen van de dienstencheque-ondernemingen

De minister probeert op dit moment ook te analyseren hoe, in de toekomst, over de specifieke jaarrekeningen van de sui generis-afdeling van de dienstencheque-ondernemingen beschikt kan worden.

C. Het aantal controles op de dienstencheque-ondernemingen door de verschillende inspectiediensten verhogen

Het is van belang om het aantal controles op de dienstencheque-ondernemingen door de verschillende inspectiediensten te verhogen, maar tegelijkertijd ook om meer controle-acties op te zetten alsook een gepaste opvolging te garanderen van de informatie die relevant is voor de controle van de dienstencheque-ondernemingen.
Daarom:

1. zal de minister, bovenop de maatregelen die al werden getroffen, een nieuw KB uitvaardigen om de toelatingscriteria voor dienstencheque-ondernemingen te versterken en ze beter te controleren. Dit nieuwe KB voorziet verschillende maatregelen inzake de intrekking van de erkenning, de schorsing van de erkenning en het automatische verlies van de erkenning.

2. heeft de minister een werkgroep opgericht om de controles uitgevoerd door verschillende diensten (FOD Werk, RSZ, RVA, RSZPPO, FOD Financiën, FOD Sociale Zekerheid) beter te coördineren. Op die manier zal het mogelijk zijn om dankzij elektronische gegevensuitwisseling de controles beter af te stemmen. Ook de uitwisseling van resultaten zal beter gestructureerd moeten verlopen.

3. heeft de minister gevraagd maatregelen voor te stellen om de controles te verstevigen en te verbeteren in het kader van het actieplan van het College voor de strijd tegen de sociale en fiscale fraude. Meer specifiek:

  • Om efficiënt te zijn moeten de controles en analyses van de verschillende inspectiediensten (RVA, RSZ, Controle op de sociale wetten, RSZPPO, Sociale inspectie) beter gecoördineerd worden, vooral om de beste manier te vinden om inbreuken op te sporen en om het hoogst mogelijke aantal dienstencheque-ondernemingen te kunnen controleren.
  • De uitwisseling van de resultaten moet eveneens beter gestructureerd zijn. Zo zullen de resultaten niet alleen aan de bevoegde overheidsdiensten moeten worden gecommuniceerd, maar ook meteen aan het secretariaat dat instaat voor de erkenning van dienstencheque-ondernemingen, zodat, indien dit niet het geval is, de noodzakelijke maatregelen genomen kunnen worden tot intrekking of opschorting van de erkenning.
  • Er zullen regelmatige vergelijkingen tussen de databanken van de RVA, de RSZ, de RSZPPO en de fiscale administratie moeten georganiseerd worden om zo te kunnen verzekeren dat alle dienstencheque-werknemers hun bijdragen aan de RSZ of de RSZPPO alsook hun schulden aan de fiscus te betalen zoals het hoort.
  • Bovendien zal de relevante informatie die in het bezit is van de RVA, de RSZ en de RSZPPO maximaal gebruikt moeten worden om zo de dienstencheque-ondernemingen op te sporen die tegen de regelgeving zondigen.
  • Tot slot zal, in het kader van de erkenningsaanvragen, relevante informatie moeten worden uitgewisseld om zich ervan te vergewissen dat de ondernemingen niet al op voorhand op een faillissement afstevenen of sociale schulden hebben.

4. heeft de minister tevens het aantal controles van de inspectiediensten op de dienstencheque-ondernemingen verhoogd; in het bijzonder die van de RVA. Hun aantal zal dit jaar gestegen zijn tot 300.

5. tot slot neemt de minister zich voor om de erkenningsvoorwaarden te versterken wat betreft de noodzakelijke vereisten in het kader van de lancering van een dienstencheque-activiteit.

 

Bron: persbericht van het kabinet van de minister van Werk