De minister van Werk reageert op de kritiek op de dienstencheques

Gepubliceerd op

« De Dienstencheques: doeltreffende instrumenten voor de tewerkstelling van en de dienstverlening aan personen, waarvan de ontwikkeling op een beheerste en gecontroleerde wijze moet gebeuren »

In aansluiting op de diverse standpunten en inlichtingen die eind vorige week omtrent de dienstencheques werden verspreid, wenst Joëlle Milquet, Vice-Eerste Minister en Minister van Werk, de volgende verduidelijkingen te verstrekken:

1. De dienstencheques zijn zeer doeltreffende instrumenten voor de tewerkstelling van en de dienstverlening aan personen en voor de bestrijding van zwartwerk

Op deze regeling wordt steeds meer een beroep gedaan met, in 2007, meer dan 600.000 gebruikers, 90.000 tewerkgestelde werknemers in meer dan 1.700 erkende ondernemingen en 53 miljoen afgenomen cheques. Een groot gedeelte van de tijdens de jongste drie jaar gecreëerde banen mag op rekening van de dienstencheques worden geschreven. Het is dus een maatregel die door de huidige regering, net als door de overgangsregering, binnen een voor 2008 gewaarborgd budgettair kader wordt ondersteund en voortgezet.

2. De dienstenchequesregeling moet evolueren binnen een budgettair kader dat ook in de toekomst betaalbaar blijft

Om een ongecontroleerde explosie van de regeling te voorkomen, heeft de overgangsregering op haar conclaaf beslist het maximum aantal dienstencheques tot 750 per gebruiker en per jaar te beperken, behalve voor gehandicapte gebruikers of voor gebruikers met een gehandicapt kind ten laste, voor oudere gebruikers die een bejaardenuitkering genieten en voor alleenstaande ouders.

3. De dienstenchequesregeling, waarop reeds streng wordt toegezien, vergt diverse bijkomende maatregelen:

  • Op de PWA’s wordt reeds streng toegezien :

    • De PWA’s zijn VZW’s waarvan de beheersorganen paritair zijn samengesteld: voor de helft uit leden aangewezen door de Gemeenteraad, proportioneel verdeeld tussen de meerderheid en de minderheid, en voor de andere helft uit leden die de organisaties vertegenwoordigen die zitting hebben in de NAR. Op lokaal vlak is intern pluriform toezicht dus zeker gewaarborgd;
    • De middelen van de PWA’s, die ten dele voortkomen uit onder meer het bedrag van de PWA-cheque dat door de firma die de cheques uitgeeft (SODEXHO) wordt teruggestort aan het PWA, moeten verplicht worden gebruikt om de administratiekosten te dekken, de verplaatsingskosten van de PWA-werkers te betalen, lokale werkgelegenheidsinitiatieven te financieren, met inbegrip van opleidingen ten behoeve van de PWA-werkers. Ten minste ¼ van die middelen moet in opleidingen worden geïnvesteerd;
    • De boekhouding van de PWA’s wordt opgevolgd door de RVA. Elk jaar moeten de PWA’s een boekhoudkundig verslag voorleggen. De RVA ziet erop toe dat de financiële middelen van de PWA’s, met name wat de opleidingen betreft, overeenkomstig de wettelijke bepalingen worden besteed;
    • RVA-personeelsleden voeren ook controles uit in de PWA’s en er worden eventueel ook sancties opgelegd (inzonderheid de stopzetting van de subsidiëring van het PWA). Uit de tot heden beschikbare gegevens blijkt dat de grote meerderheid van de PWA’s hun financiële middelen correct aanwenden;

  • Ook de dienstenchequesondernemingen (met inbegrip van de 213 PWA’s die een ‘sui generis’ afdeling erkend voor dienstencheques hebben opgezet):

Talrijke controles werden reeds uitgevoerd, voornamelijk door de RVA en er zijn reeds sancties getroffen. In 2007, werd in 215 gevallen een onderzoek ingesteld waarvan er reeds 197 werden afgesloten.Tegen 90 ondernemingen werd een sanctie getroffen , 10 verloren hun erkenning en 17 moesten de ontvangen bedragen terugstorten.

  • Nood aan nieuwe strakke maatregelen:


Voor de PWA’s:

Onder de vorige legislatuur was aan de RVA gevraagd om een eerste onderzoek naar de roerende bezittingen van de erkende ondernemingen in te stellen en in februari werden de conclusies terzake voorgelegd. Op basis daarvan onderzoekt het Kabinet van de Minister van Werk thans de diverse mogelijke actiepistes.

Bovendien is gebleken dat er geen precies kadaster bestaat van de onroerende bezittingen van de PWA’s. De Minister van Werk heeft dan ook aan de RVA gevraagd om in dat verband een onderzoek in te stellen waarvan wij de conclusies eerstdaags verwachten. Zulks veronderstelt echter dat de boekhoudkundige verslagen van 577 PWA’s worden onderzocht. Ook aan de PWA’s wordt meer gedetailleerde informatie gevraagd.

Op basis van de resultaten van de twee onderzoeken, zullen voorstellen tot nuttige bijsturingen van de reglementering met het oog op onder meer een strakkere afbakening van het verplichte bestedingskader van de PWA-middelen worden voorgesteld en ter overleg worden overgelegd.

Voor de dienstenchequesondernemingen

Om de doeltreffendheid op het stuk van controles en preventie te vergroten, werd door de regering op het begrotingsconclaaf beslist maatregelen te nemen die door Josly PIETTE werden opgenomen in het ontwerp van programmawet, dat door de Kamer bij de opening van het parlementair jaar wordt besproken .

Het gaat om:

  • het weigeren of intrekken van de erkenning van ondernemingen waarvan de verantwoordelijken in het verleden reeds betrokken waren bij een frauduleus faillissement of bij twee faillissementen;
  • het weigeren van de erkenning aan ondernemingen waarvan de verantwoordelijken reeds deel hebben uitgemaakt van maatschappijen waarvan de erkenning ooit is ingetrokken;
  • het eisen dat per kwartaal het aantal uren werk dat door dienstenchequeswerknemers is gepresteerd en bij de RSZ is aangegeven, minstens gelijk is aan het aantal dienstencheques waarvan door de onderneming over dezelfde periode de terugbetaling wordt gevraagd ;
  • het ambtshalve intrekken van de erkenning van ondernemingen die achterstallen hebben inzake de betaling van belastingen of van RSZ-bijdragen (van minstens 2.500 €) en die zich niet houden aan een terugbetalingsplan.

4. Het deadweighteffect van sommige maatregelen moet worden beperkt

België kent een groot aantal maatregelen ter ondersteuning van de werkgelegenheid waarvan de toepassingsdomeinen zeer ingewikkeld en zeer uiteenlopend zijn. Die maatregelen veroorzaken echter gekende deadweighteffecten zoals het opzeggen van een overeenkomst met een werknemer die geen recht meer geeft op subsidies om hem/haar na afloop van de gesubsidieerde periode te vervangen door een andere.

Net als de andere sectoren kent de sector van de dienstencheques een aantal gelijkaardige situaties te meer daar de dienstenchequesondernemingen bovenop de waarde van de dienstencheque, afhankelijk van het type onderneming, diverse soorten steun genieten.

Om dat probleem op te lossen is in de regeringsverklaring bepaald dat de regering in overleg met de sociale partners een voorstel tot structurele en zichtbare vereenvoudiging van de geldende werkgelegenheidplannen zal formuleren. Een voorstel in die zin is trouwens door Josly PIETTE op 17 maart laatstleden aan de NAR voorgelegd. Dit wordt één van de prioritaire dossiers voor de nieuwe Minister van Werk.

5. De eventuele uitbreiding van de dienstencheques wordt besproken in overleg met de Gemeenschappen en is helemaal niet bedoeld als concurrentie voor de sector van de kinderopvang

Het regeerakkoord bepaalt duidelijk dat, om beter tegemoet te komen aan de vraag van de buurtdiensten, de regering met de gefedereerde entiteiten in overleg zal gaan over het toepassingsgebied van de dienstenchequesactiviteiten. In verband met de thuisopvang van kinderen is steeds gesteld dat het vanzelfsprekend uitsluitend kon gaan om personeel opgeleid volgens met de Gemeenschappen af te spreken modaliteiten en voor prestaties binnen bepaalde uren na de schooltijd (na 16 uur) of op woensdagnamiddag. In dit stadium is nog niets definitief beslist en alle beslissingen zullen pas worden genomen na afdoende raadpleging van alle betrokken sectoren en overheden.

Bron: persbericht van het kabinet van de minister van Werk