Modernisering wet van 1996 over de loonnorm goedgekeurd

Gepubliceerd op

Vandaag keurde de ministerraad het door Premier Charles Michel en Vice-Eersteminister en Minister van Werk Kris Peeters samen ingediend wetsontwerp dat de Wet van 1996 moderniseert, goed. Deze wet bepaalt hoe de tweejaarlijkse loonnorm moet worden vastgelegd. De loonnorm is het plafond is voor de loononderhandelingen in de sectoren. "Dankzij de loonmatiging van de afgelopen jaren werd de loonkostenhandicap die we sinds 1996 hebben opgebouwd, grotendeels weggewerkt. Met deze modernisering van de wet van ’96 zorgen we ervoor dat nieuwe ontsporingen in de toekomst onmogelijk worden. Bovendien worden de automatische indexeringen en de baremieke verhogingen verzekerd. Op die manier is er een goed evenwicht tussen de bescherming en ontwikkeling van de koopkracht en de competitiviteit van onze bedrijven. Beide aspecten zijn essentieel voor de verdere groei van de tewerkstelling.

De huidige loonnorm (0,3% van de nettoloonmassa en 0,5% van de brutoloonmassa) is nog van kracht tot eind 2016. Voor het jaareinde moeten de sociale partners een nieuwe loonnorm voor 2017 en 2018 bepalen. Reeds bij de bepaling van deze nieuwe loonnorm zal rekening gehouden moeten worden met de krijtlijnen die de nieuwe wet uitzet:
 

  • Het principe van een tweejaarlijkse bepaling van de loonnorm door de sociale partners, of de regering wanneer zij daar niet in slagen, blijft behouden;
  • De indexeringen en baremieke verhogingen van de lonen blijven, zoals vandaag, gegarandeerd;
  • Bij het bepalen van de norm is naast de toekomst (de verwachte loonkostenontwikkeling in de buurlanden), ook het verleden (de evolutie van de loonkosten in België sinds 1996) aan de orde. Op die manier wordt iedere tijdelijke ontsporing automatisch gecorrigeerd in de volgende loonnorm;
  • Er komt een veiligheidsmarge, zodat fouten in de vooruitzichten (de indexontwikkeling of de loonontwikkeling in de buurlanden) kunnen worden opgevangen. Die bedraagt een kwart van de marge, maar minstens 0,5%. Als de veiligheidsmarge geheel of gedeeltelijk ongebruikt blijft, komt dit bovenop de volgende marge en vloeit ze dus terug naar de werknemers;
  • De lastenverlagingen uit de taks shift, met uitzondering van het deel lastenverlagingen uit het competitiviteitspact in 2016, zullen net als minstens 50% van nieuwe lastenverlagingen aangewend worden om de historische handicap te verminderen. De omvang van deze handicap zal door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven worden bepaald. De lastenverlagingen die deze regering besliste, zullen dus niet omgezet kunnen worden in loonsverhogingen, maar moeten de tewerkstelling ten goede komen;
  • Indien de lonen minder snel evolueren dan in de buurlanden en de handicap ten opzichte van 1996 dus een voorsprong wordt, zal de helft ervan eveneens ingezet worden voor het wegwerken van de historische handicap (met uitzondering van het deel van de positieve handicap die ontstaat door het toepassen van de veiligheidsmarge).
  • Er komt een strenger toezicht op de naleving van de wetgeving, met onder andere een hogere administratieve geldboete voor werkgevers die de loonnorm overschrijden. De maximale boete beloopt 5.000 euro per werknemer.


De bal ligt nu in het kamp van de sociale partners. Eerst om zich uit te spreken over het wetsontwerp, want er zal advies worden gevraagd aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. Vervolgens om op basis van de, door het Parlement goedgekeurde nieuwe wet, de onderhandelingen over de loonnorm voor de periode 2017-2018 aan te vatten.


Bron: persbericht van de Beleidscel van de Minister van Werk