Verschillende bepalingen van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming zijn opgeheven

Gepubliceerd op

In het Belgisch Staatsblad van 31 oktober 2011 verscheen het koninklijk besluit van 14 september 2011 tot opheffing van verschillende bepalingen van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming (ARAB). Dit besluit heft een aantal bepalingen van het ARAB op omdat de inhoud van die bepalingen in een of andere vorm al is opgenomen in de besluiten die de codex over het welzijn op het werk vormen of omdat de bepalingen volledig verouderd zijn.

Tijdelijke huisvesting van werknemers

De belangrijkste wijziging betreft de opheffing van de regelgeving betreffende de tijdelijke huisvesting van werknemers. Deze reglementering bestaat al sinds het ontstaan van het ARAB en werd bij koninklijk besluit van 8 oktober 1955 gewijzigd, in toepassing van de wet van 6 juli 1949 betreffende de huisvesting van arbeiders in nijverheids-, landbouw- of handelsondernemingen.

Zij lijkt mede geïnspireerd te zijn door de noodzaak om arbeidskrachten aan te trekken, met het oog op de economische wederopbouw van het land na de tweede wereldoorlog. Zij past eveneens in een context waarin werkgevers het als hun taak zagen te voorzien in woningen voor de arbeiders.

Sindsdien is de economische, sociale en maatschappelijke context zo gewijzigd dat het niet langer als een opdracht van de werkgever beschouwd kan worden om te voorzien in de huisvesting van zijn werknemers.

De in het ARAB opgenomen regelgeving werd bovendien gedurende meer dan 50 jaar niet gewijzigd. De vastgestelde regels voorzien slechts in enkele elementaire basisbehoeften. Bovendien beantwoorden zij niet aan de eisen die vandaag de dag aan een woning worden gesteld. Deze bepalingen zijn dan ook volledig verouderd.

Daarnaast is het huisvestingsbeleid nu een bevoegdheid van de gewesten (in toepassing van artikel 6, IV van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen). In elk gewest werd er een regelgeving over het huisvestingsbeleid uitgewerkt:

  • in Vlaanderen: de Vlaamse wooncode, vastgesteld bij decreet van 15 juli 1997;
  • in Wallonië: de ‘code wallon du logement’, vastgesteld bij decreet van 29 oktober 1998;
  • in Brussel: de Brusselse huisvestingscode, vastgesteld bij ordonnantie van 17 juli 2003.

Er bestaat daarom een aangepaste wetgeving opdat ook voor werknemers het recht op behoorlijke huisvesting, zoals bepaald in artikel 23 van de Grondwet, zou kunnen worden gewaarborgd. Uit het voorgaande vloeit voort dat wanneer een werkgever in toepassing van artikel 20 van de arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 de verplichting op zich neemt om een werknemer te huisvesten, de kamers en woningen die ter beschikking van deze werknemers worden gesteld, moeten beantwoorden aan de basiseisen en comfortnormen vastgesteld in de regelgeving van de Gewesten.

Daarom worden de artikelen 513 tot 524ter van het ARAB opgeheven (artikel 8).

Toezicht en vaststelling van inbreuken

Van belang is ook het artikel 11 van het KB dat de bepalingen van het ARAB in verband met het toezicht en de vaststelling van de inbreuken opheft.

De aanduiding van de met het toezicht belaste ambtenaren gebeurt in specifieke besluiten. Dit geldt niet enkel voor de ambtenaren van de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk, maar ook voor andere ambtenaren, zodat de bepaling van artikel 847 zonder voorwerp is.

De rechten en plichten van die ambtenaren worden geregeld in het wetboek van sociaal strafrecht, zodat de bepaling van artikel 848 ARAB zonder voorwerp is.

De mogelijkheid voor de inspectiediensten om een beroep te doen op de leden van het comité voor preventie en bescherming op het werk wordt voorzien in de artikelen 9 en 12 van het KB van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de comités voor preventie en bescherming op het werk, zodat de bepaling van artikel 848bis ARAB zonder voorwerp is.

De bepaling van artikel 849 van het ARAB heeft eerder een didactische waarde, nl. de aandacht vestigen op het feit dat het ARAB de uitvoering is van meerdere wetten die in verschillende strafsancties voorzien die al naargelang het geval moeten toegepast worden. Thans is ongeveer 95 % van het ARAB een uitvoering van de welzijnswet, zodat de opsomming van de verschillende wetten in artikel 849 van het ARAB overbodig is geworden.

Bepalingen betreffende leefmilieu

Een reeks bepalingen betreffen enkel het leefmilieu, maar hebben geen specifiek nut meer voor de bescherming van de werknemers, daar deze bescherming voortvloeit uit de reglementering betreffende de blootstelling aan chemische of biologische agentia. Het betreft de bepalingen van de artikelen 364 tot 392, 397, 409 tot 433 en 685 tot 692 van het ARAB.

Wat de bescherming van de werknemers betreft, worden zij dan ook opgeheven. Ze blijven enkel nog van toepassing op de aspecten in verband met leefmilieu tot de voor het leefmilieu bevoegde overheid ze opheft (artikel 6, 7 en 9 van het KB).

Ook de regels betreffende het gezondheidstoezicht bij blootstelling aan kobalt (artikel 135quinquies ARAB) en betreffende het gebruik van cosmetica (artikel 162 ARAB) worden opgeheven, omdat de bepalingen betreffende chemische agentia deze problematiek voldoende ondervangen (artikel 3 en 4 van het KB).

Bepalingen betreffende arbeidsgeneeskundige diensten

De bepalingen van de artikelen 108, § 2, 120 en 121, § 2 hebben betrekking op de organisatie van de arbeidsgeneeskundige diensten en hebben geen bestaansreden meer sinds de oprichting van afdelingen en departementen belast met het medisch toezicht in de externe of interne dienst voor preventie en bescherming op het werk (artikel 2 van het KB).

Artikel 393 betreft de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen en preparaten. Omdat de in artikel 393, § 1 van het ARAB vermelde stoffen of preparaten ook voorkomen in de GHS-verordening, wordt deze bepaling opgeheven.

Technische aanpassingen

Ten slotte hebben de opheffing van een opschrift in titel I, hoofdstuk II van het ARAB (artikel 1 van het KB) en de opheffing van artikel 723ter1 (artikel 10 van het KB) enkel betrekking op legistieke aanpassingen.

De verschillende te gebruiken kleurencodes worden thans vastgesteld in een norm, zodat de bepaling van artikel 359D overbodig is geworden (artikel 5 van het KB).