Verslag 2017 van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid: Verlenging en kwaliteit van de loopbanen

Gepubliceerd op

De Belgische economie creëert heel wat arbeidsplaatsen: netto 59 000 in 2016, en voor 2017 en 2018 worden er volgens de laatste voorspellingen van de Nationale Bank van België (NBB) en het Federaal Planbureau (FPB) tussen 82 000 en 105 000 banen verwacht.
De profitsector creëerde opnieuw de meeste loontrekkende banen. Het personeelsbestand in de niet-marktdiensten blijft ook groeien, maar wel trager dan tijdens de jaren na de crisis. De werkgelegenheid in de overheidsdiensten en het onderwijs groeide tot slot nog steeds licht aan in 2016, ze wordt verwacht af te nemen in de komende jaren.
De geharmoniseerde werkloosheidsgraad liep terug van 8,6 % in 2015 tot 7,9 % in 2016 en tot 6,8 % in april 2017. Volgens de vooruitzichten van het FPB zou hij in 2018 teruglopen tot 6,6 %. In Vlaanderen bedroeg de werkloosheidsgraad in het vierde kwartaal van 2016 4,1 %. In Wallonië en Brussel liep de werkloosheid ook terug, toch bedroeg de werkloosheidsgraad er nog steeds respectievelijk 10,1 en 16,1% van de beroepsbevolking. Ons land telde in mei 2017 in totaal 504 000 niet-werkende werkzoekenden, waarvan 211 000 in Wallonië, 202 000 in Vlaanderen en 91 000 in Brussel.
In mei 2017 telde men niet minder dan 50 000 openstaande vacatures, waarvan 38 000 in Vlaanderen, 6 500 in Wallonië en 5 500 in Brussel. De ondernemingen maken trouwens steeds meer gewag van een gebrek aan geschoolde arbeidskrachten ten opzichte van hun behoeften, waardoor er minder banen worden gecreëerd dan wat normaal gezien mogelijk zou zijn.
De werkgelegenheidsgraad van de 20-64-jarigen, die momenteel 67,7 % bedraagt, blijft ver verwijderd van de doelstelling voor 2020, namelijk 73,2 %. Volgens het Federaal Planbureau zal hij tegen dan niet boven de 70 % uitkomen. Dat is grotendeels toe te schrijven aan de structureel lagere arbeidsparticipatie van jongeren en 55-plussers dan in een aantal referentielanden, en door de financiële crisis. Van 2011 tot 2015 stagneerde de werkgelegenheidsgraad op 67,2 % Op gewestelijk niveau laat Vlaanderen een hogere werkgelegenheidsgraad optekenen dan de beide andere gewesten (72 % in 2016, tegen 62,6 % in Wallonië en 59,8 % in Brussel). Er zij echter opgemerkt dat het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een forse groei hebben laten optekenen, vermits ze beiden hun werkgelegenheidsgraad met meer dan 1 procentpunt hebben kunnen verhogen ten opzichte van 2015.
In die context moet ons land zich onverwijld klaarstomen om te beantwoorden aan de verschillende uitdagingen die de vergrijzing van de bevolking met zich brengt.

Daarom formuleert de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid in het bijzonder volgende aanbevelingen:
 

  • Het drastisch verminderen van het aantal jongeren onder de 25 die het onderwijssysteem verlaten hebben, maar die geen werk hebben en geen opleiding volgen, door alles in het werk te stellen om de jongerengarantie op korte termijn daadwerkelijk te realiseren, het alternerend leren en stages in ondernemingen op alle onderwijsniveaus te doen toenemen.
  • De noodzakelijke mechanismen, zowel in de publieke als de private sector, voor permanente opleiding voorzien om de inzetbaarheid van werknemers, in het bijzonder van de laaggekwalificeerden, tijdens hun gehele loopbaan te verzekeren, door het opzetten van een loopbaanrekening die 1) een inventaris van de beroepservaring, 2) een opleidingspaspoort, 3) een competentie-en talentenbalans, 4) een individuele opleidingsrekening en 5) een persoonlijk ontwikkelingsplan integreert.
  • De procedures voor collectief ontslag herzien zodat de activeringen en outplacement, die hun doeltreffendheid al ruim hebben aangetoond, sneller en langer in werking gezet kunnen worden.
  • In de hand werken van preventieve actie om de risico’s gelinkt met zware beroepen te beperken en zoveel mogelijk, de professionele herinschakeling van invalide personen regelen.
  • De effectieve pensioenleeftijd optrekken door snel de pensioenhervorming op basis van een puntensysteem toe te passen, door niet tot 2030 te wachten om de leeftijdsgrens van de wettelijke pensioenleeftijd van 67 jaar te bereiken en door het systeem van de aanvullende, tweedepijlerpensioenen te generaliseren.

Om die doelen te bereiken, verdient het aanbeveling dat de federale en gewestelijke autoriteiten die bevoegd zijn voor het werkgelegenheidsbeleid met elkaar overleggen. Met inachtneming van de respectieve bevoegdheden en beleidskeuzes, moet een inspanning inzake communicatie en coördinatie het mogelijk maken geplande maatregelen te optimaliseren opdat de inspanningen van de ene entiteit die van de andere niet zouden schaden, maar aan allen ten goede zouden komen.
Een systematische follow-up en beoordeling van het overheidsbeleid zijn absoluut noodzakelijk om na te gaan hoe efficiënt dat beleid is ten opzichte van de doelstellingen en in termen van besparingen op de aangewende begrotingsmiddelen, met toetsing aan goedpresterende referentielanden. De Raad is bereid die procedures in te stellen, en er de academische wereld bij te betrekken.

Het verslag 2017 en de presentatie kunnen gedownload worden in de module Publicaties