2019 - Studie van de impact van de nieuwe arbeidsvormen op het welzijn

Hoofdthema

2019 Studie van de impact van de nieuwe arbeidsvormen op het welzijn

Dit onderzoek word gefinancierd door de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid in samenwerking met de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg, in het kader van nieuwe initiatieven met betrekking tot burn-out.

Subthema

De ontwikkeling van de digitale en informatietechnologieën hebben voortdurend een stijgende impact op de arbeidsorganisaties en op de nieuwe arbeidsvormen.

Onderzoekers (ETUI, working paper 2016.03) vragen zich af welke impact de volgende nieuwe technologieën hebben op de tewerkstelling en de arbeid:

  • De cloud (cloud computing)
  • De massale data (big data)
  • De mobiele applicaties of “apps”
  • De geolocalisatie
  • Het internet van de dingen (IoT, Internet of things)
  • De leermachines en de mobiele robotica

Zo spreekt men van Industrieel Model “4.0” dat als volgt wordt beschreven in de working paper 2016.03 van ETUI:

  • De massapersonalisatie
  • Het industrieel gebruik van communicerende voorwerpen
  • Het instellen van autonome robots
  • De nieuwe mogelijkheden van het op het net plaatsen van de gedecentraliseerde productie
  • De fragmentatie van de waardeketen op wereldvlak
  • De vervaging van de grenzen tussen industrieën en diensten

Deze nieuwe technologie brengt een verplaatsing teweeg van de grenzen tussen de capaciteiten van de mens en die van de machines, of dit nu op het niveau van de manuele taken of van de cognitieve taken is.

Zoals een rapport van Eurofound over de nieuwe tewerkstellingsvormen onderstreept, beïnvloeden deze rechtstreeks de arbeidsrelatie en het statuut van de werknemer. Zo wordt de uitdrukking nomade werknemer meer en meer gebruikt.

Door deze digitale nomadearbeid moet men het hoofd bieden aan grote uitdagingen die een rechtstreekse impact hebben op de veiligheid en de gezondheid van de werknemers: 

  • Afstand en sociale samenhang: de arbeidsgemeenschappen, belangrijke middelen voor de werknemers, hebben de neiging om te verminderen, zelfs te verdwijnen, waardoor de nomade werknemer meer en meer wordt geïsoleerd
  • Hoe een virtuele, gedestructureerde arbeidswereld organiseren en reguleren?
  • Terug naar de betekenis van de arbeid die, buiten het inkomen en de zekerheid die het verschaft, zorgt voor sociaal contact, erkenning, persoonlijke ontwikkeling.

De doelstelling van deze opdracht is het bestuderen van de impact van deze nieuwe vormen van tewerkstelling en arbeid op het welzijn op het werk (gezondheid, veiligheid) en in het bijzonder op het verschijnen van muscoloskeletale aandoeningen en psychosociale risico’s. Het is ook de bedoeling om nuttige informatie te verstrekken om de bedrijfswereld te sensibiliseren voor deze problematiek.

Dit onderzoek past in het kader van de strategische doelstelling I “Gezonde en veilige arbeid” en meer in het bijzonder in de operationele doelstelling “De preventie of de vermindering van de nieuwe en opkomende risico’s” van de nationale strategie Welzijn op het werk 2016-2020 voorgesteld door de Minister van Werk.

Timing

2018-2019

Opdrachtgever

Directie van het onderzoek over de verbetering van de arbeidsomstandigheden (DiOVA)

Onderzoeksteam

  • Aline Bingen & Esteban Martinez (centre Metices – Université libre de Bruxelles ULB)
  • Christophe Vanroelen (centre Interface Demography – Vrije Universiteit Brussel VUB)

Onderzoeksopzet

Doelstellingen

Het doel van deze studie is bij te dragen aan een beter inzicht in de effecten van nieuwe werk- en arbeidsvormen op werk-gerelateerd welzijn (gezondheid, veiligheid) en op het verschijnen van, onder meer, musculoskeletale klachten en psychosociale risico’s.

Het onderzoek is opgebouwd in drie luiken, nl.: een literatuuroverzicht (luik 1), een grondige analyse van de Belgische en Europese gegevens uit de Europese enquête over de arbeidsomstandigheden (luik 2 – EWCS- 2015) en een kwalitatieve analyse bij de betrokken beroepssectoren en -groepen (luik 3).

Resultaten

Transversale analyse van de gegevens uit het veld en uit de literatuur (ULB)

Voor de classificatie en de transversale analyse van de gebruikte bibliografische bronnen, werkten we in twee fasen. In eerste instantie werd het Eurofound-rapport (2015) ‘New forms of employment’ als referentiedocument aangewend. In lijn met onze studiedoelstelling, hebben wij, van de negen in het rapport besproken arbeidsvormen, twee arbeidsvormen geselecteerd op basis van de link die ze vertonen met de digitale economie en met de daarmee samenhangende technologische evoluties: ‘op ICT gebaseerd mobiel werk’ en ‘platformarbeid’. Ter structurering van de literatuur, hebben we de kenmerken en potentiële effecten op de werk-gerelateerde gezondheid van deze twee arbeidsvormen geklasseerd volgens een specifieke thematische opdeling.

Algemeen gezien kunnen we besluiten dat zes transversale problematieken aan de oppervlakte komen (Dujarier, 2016).

  • De effecten van het niet rekening houden met de reële omstandigheden waaronder een activiteit met digitale tools wordt uitgeoefend tijdens het bepalen van de maximale duurtijd van werktaken.
  • Er is sprake van intensivering doordat in het zog van de invoering van digitalisering ook de werkomstandigheden worden omgevormd.
  • Het risico dat digitalisering onrechtmatig wordt gebruikt als instrument om werknemers te controleren en te bewaken.
  • Digitalisering op het werk en ‘de-connectie’ tijdens de vrije tijd.
  • De fysieke verwijdering van de leidinggevende en verzwakte interpersoonlijke relaties op het werk.
  • De impact van digitalisering op het arbeidscollectief.

Resultaten van de kwantitatieve analyse (VUB)

In een tweede luik werden op basis van gegevens uit de European Working Conditions Survey 2015 van EUROFOUND – en op basis van de inzichten uit de literatuurstudie – indicatoren voor nieuwe arbeidsvormen empirisch geconstrueerd. We werden in deze oefening beperkt door wat haalbaar was op basis van de bestaande indicatoren in een vragenlijst die niet primair met die doelstelling geconstrueerd werd, alsmede met een al bij al vrij beperkte steekproef (35.765 respondenten voor de EU28 en 2.587 voor België). De meeste resultaten worden daarom voor de gehele Europese steekproef gerapporteerd en niet voor België specifiek. 

In totaal werden vier categorieën van nieuwe arbeidsvormen voorgesteld: ‘plaats-onafhankelijk werk’, ‘tijdsonafhankelijk en onregelmatig werk’, ‘nieuwe vormen van arbeidsorganisatie’ en ‘nieuwe vormen van zelfstandige arbeid’. De indicatoren uit de EWCS-data voor ieder van die categorieën worden weergegeven in tabel 1 met vermelding van hun prevalentie in België en in de volledige Europese Unie.

Voor de relatie tussen nieuwe vormen van werk en arbeidskwaliteit kunnen enkele opvallende conclusies worden getrokken (zie figuur 1). Nomadisch werk staat in verband met hogere werkintensiteit en een minder gunstige ergonomische werkomgeving. Daar staat tegenover dat deze groep van werknemers doorgaans een veel hoger niveau van vaardigheden en discretie heeft – en ook de toekomst op het vlak van tewerkstelling gunstiger inschat. De regelmatige thuiswerkers (al dan niet met behulp van ICT-toepassingen) zijn verwant aan hoger beschreven groep, maar scoren evenwel gunstiger op het vlak van werkintensiteit. Opvallend is dat deze plaatsgebonden flexibiliteit niet sterk geassocieerd is met een betere kwaliteit van de werktijden.

Algemene conclusies: bijdrage van het onderzoek, beperkingen en perspectieven

Algemene doelstelling van de studie: Het bijdragen tot meer inzicht in de effecten van nieuwe werk- en arbeidsvormen op het werk-gerelateerde welzijn, meer bepaald op het optreden van musculoskeletale klachten en psychosociale risico’s.

Bepaalde bevindingen uit de kwalitatieve survey verwijzen inderdaad naar de drie grote conclusies die resulteren uit de kwantitatieve analyse (hoofdstuk 2), met name:

  • Voor de relaties tussen de nieuwe arbeidsvormen en de arbeidskwaliteit:
    • Thuiswerk en andere vormen van flexibiliteit in termen van werkplek worden niet in grote mate geassocieerd met een betere kwaliteit van de werktijden.
     
  • Voor de relaties tussen de nieuwe arbeidsvormen en het welzijn en de gezondheid op het werk:
    • Flexibele werktijden en welzijn op het werk lijken dikwijls tegengesteld.
    • Verschillende nieuwe vormen van arbeidsorganisatie hangen samen met een grotere tevredenheid met de arbeidsomstandigheden, maar blijken daarnaast ook samen te gaan met hoge stressniveaus en een grotere kans op werk-privé-interferentie.

Een beperking heeft betrekking op de twee geselecteerde arbeidsvormen in de kwalitatieve studie. Ook al komen in recent onderzoek van Eurofound (2015) negen nieuwe arbeidsvormen aan bod, onze kwalitatieve studie beperkte zich tot twee daarvan. De ‘nieuwe arbeidsvormen’ die we selecteerden in het licht van hun relatie met het fenomeen van de ‘digitale economie’ en de samenhangende technologische evoluties zijn: ‘op ICT gebaseerd mobiel werk’ en ‘platformarbeid’.

Een centrale verdienste van deze studie heeft zonder fout betrekking op de inhoudelijke rijkdom van de verzamelde getuigenissen. Naast de hoger gerapporteerde resultaten van het onderzoek zelf, moet deze vaststelling er onzes inziens toe leiden deze methodologie in de toekomst verder toe te passen. Ze is duidelijk goed geschikt om een diepgravend inzicht te verwerven in de relatie tussen nieuwe arbeidsvormen en welzijn en gezondheid op het werk.

Toch openen de beperkingen van deze studie nieuwe onderzoeksperspectieven.

  • Onderzoek naar het effect van digitalisering op gezondheid op het werk zou kunnen worden voortgezet door een kwalitatieve bevraging bij werknemers in werksituaties die in grote mate beïnvloed worden door digitalisering. Het zou meer bepaald interessant zijn om de gevolgen van plaats- en tijdsonafhankelijk werk meer in de diepte te bestuderen. Aan de hand van aanvullende kwalitatieve analyses zou men een beter inzicht kunnen krijgen in de manier waarop de opkomst van nieuwe arbeidsvormen, de elementen die kenmerkend zijn voor de ‘arbeidsnorm’ (eenheid van werkplek, afbakening van de arbeidstijd, voltijds werkritme, stabiliteit van de loonarbeidsverhouding of ook nog de identificatie van één enkele werkgever als patronaal aanspreekpunt inzake de collectieve arbeidsverhoudingen) ontregelen, alsook de impact daarvan op de arbeidsvoorwaarden en de preventie van beroepsrisico’s.
  • Zowel in de gespecialiseerde literatuur als in de resultaten van de kwalitatieve survey komt aan bod dat er nood is aan grondigere inzichten over de effecten van nieuwe arbeidsvormen op het welzijn bij preventieactoren. We wijzen daarom op het belang van het uitvoeren van casestudies die, op basis van de resultaten van deze eerste studie, de obstakels en opportuniteiten voor de invoering van collectieve mechanismen ter preventie van beroepsrisico’s kunnen analyseren. Hoe kunnen we, in die context, ondernemingsactoren mobiliseren ten aanzien van nieuwe scenario’s? Hoe kunnen we de nieuwe obstakels die ‘atypische’ arbeidsvormen opwerpen voor de invoering van preventiemechanismen, aanpakken? Er zou een voorstel van interventie onder de vorm van onderzoeksacties moeten worden geformuleerd.

Publicaties

Bijkomende inlichtingen

Indien u meer informatie wenst over dit onderzoek of de publicaties, neem dan contact op met de Directie van het Onderzoek over de Verbetering van de Arbeidsomstandigheden (DIOVA), E. Blerotstraat 1 - 1070 Brussel, alain.piette@werk.belgie.be.