Statuut leerling-stagiair

Op deze pagina

    Leerlingenstages en arbeidsreglementering

    De leerling-stagiair heeft een dubbel statuut.

    Hij is een jongere die is ingeschreven in het voltijds secundair onderwijs, waar de leerlingenstage deel uitmaakt van de opleiding, en is als leerling onderworpen aan de onderwijsregelgeving.

    Een leerlingenstage dient als een leertijd te worden beschouwd. In het kader van zijn opleiding bevindt de leerling-stagiair zich weliswaar in het arbeidsmilieu en neemt hij deel aan het arbeidsproces, maar de gepresteerde arbeid vormt enkel een middel dat in dienst staat van het leerproces. De leerling-stagiair heeft met de stagegever (onderneming, instelling,...·) geen arbeidsrelatie. De leerlingenstageovereenkomst is geen arbeidsovereenkomst en de leerling-stagiair ontvangt voor de door hem gepresteerde arbeid geen loon noch enige vergoeding.

    De leerling-stagiair verricht wel arbeid onder gezag. Daardoor komen een aantal bepalingen van de arbeidsreglementering, die niet alleen van toepassing zijn op arbeid verricht in het kader van een arbeidsovereenkomst, maar tevens op arbeid die buiten het kader van een arbeidsovereenkomst onder gezag wordt verricht, ook in het kader van leerlingenstages ter sprake. De leerlingen-stagiair wordt voor de toepassing van deze wetgeving met een werknemer gelijkgesteld. Deze bepalingen zijn dus ook op hem van toepassing, tenzij de materie die erin geregeld wordt voor zijn situatie niet relevant is (bv. Loonbeschermingswet).

    De betrokken bepalingen vinden we in hoofdzaak terug in de Arbeidswet (16 maart 1971), de Feestdagenwet (4 januari 1974), de wet tot instelling van de arbeidsreglementen (8 april 1965), de wetgeving betreffende de sociale documenten (23 oktober 1978), de wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités (5 december 1968) en de Welzijnswet (4 augustus 1996). Het betreft hier veelal bepalingen waarvan de niet-naleving strafrechtelijk wordt beteugeld.

    In de onderstaande tekst wordt een overzicht gegeven van de voornaamste bepalingen van de arbeidsreglementering die in het kader van de leerlingenstages aan bod komen.

    Opm. : Er werd reeds gewezen op het onbezoldigd karakter van de leerlingenstage. De leerling-stagiair ontvangt van de stagegever geen loon, noch in geld, noch in natura.

    Reële onkostenvergoedingen en echte vrijgevigheden doen echter geen afbreuk aan het onbezoldigd karakter van de leerlingenstage. Vrijgevigheden zijn mogelijk onder de voorwaarden en grenzen waaronder zij zich tussen werkgever en werknemer kunnen voordoen.

    Elke betaling van een som geld of overhandiging van een goed welke geen reële onkostenvergoeding uitmaakt, welke de reële kost te boven gaat of welke niet als een loutere vrijgevigheid kan worden beschouwd, dreigt als loon te worden aanzien, wat gevolgen kan hebben op het vlak van de vaststelling van het bestaan van een arbeidsovereenkomst evenals op het vlak van de sociale zekerheid en de fiscaliteit.

    Verder dient te worden benadrukt dat de school, naar aanleiding van een leerlingenstage, geen betaling van een bepaald bedrag - van welke aard ook - van de stagegever kan eisen. Schenkingen (vrijgevigheden) van de stagegever aan de school zijn mogelijk, evenwel onder de voorwaarden waaronder schenkingen naar gemeen recht mogelijk zijn.  

    Relevante bepalingen van de arbeidsreglementering

    Inleiding

    Alle werknemers worden door de arbeidswetgeving beschermd. De arbeidswetgeving bevat evenwel een hele reeks voorschriften die de jongeren een specifieke bescherming bieden. We vinden deze voorschriften voornamelijk terug in de Arbeidswet (16 maart 1971), de Welzijnswet (4 augustus 1996) en hun uitvoeringsbesluiten.

    Aangezien de groep van de jeugdige werknemers het best aansluit bij de leeftijdscategorie waartoe de leerlingen-stagiairs normaliter behoren, wordt dit overzicht in hoofdzaak gebaseerd op de bepalingen van de arbeidsreglementering die specifiek op die jeugdige werknemers van toepassing zijn. Hier en daar wordt, waar dit enigszins relevant is, melding gemaakt van regels die bijvoorbeeld ook voor de jongeren van 18 jaar en ouder gelden.

    "Jeugdige werknemers" zijn de minderjarige werknemers (dus jonger dan 18 jaar) die 15 jaar of ouder zijn en die niet meer onderworpen zijn aan de voltijdse leerplicht.

    Zij hebben toegang tot het arbeidsproces op voorwaarde dat een aantal beschermende maatregelen in acht worden genomen. Onder diezelfde voorwaarden kunnen deze jongeren ook aan vrijwilligerswerk doen of kunnen zij bijvoorbeeld bij een bedrijf, een organisatie of een instelling een stage volgen.

    Naast leerlingenstages en praktijklessen op school kunnen jongeren die niet meer aan de voltijdse leerplicht onderworpen zijn echter ook worden "tewerkgesteld" in het kader van :

    • brugprojecten (Vlaamse Gemeenschap);
    • een "contrat d'insertion socio-professionnelle" (Franse Gemeenschap);
    • een (alternerende) overeenkomst voor individuele beroepsopleiding (IBO - VDAB);
    • deeltijdse vorming (deeltijds beroepssecundair onderwijs) en een deeltijdse arbeidsovereenkomst;
    • een leerovereenkomst voor een werknemersberoep (zgn. "industrieel leerlingenwezen");
    • een leerovereenkomst voor zelfstandigen en KMO's;
    • een beroepsinlevingsovereenkomst (vanaf 1 september 2002);
    • een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten;
    • ...

    In deze gevallen zullen de betrokken jongeren normaal gezien, naast de bijzondere bescherming die zij binnen de arbeidswetgeving genieten, tevens onderworpen zijn  aan de specifieke bepalingen die voor deze onderscheiden types van overeenkomsten gelden.

    In het geval van een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten en van een gewone (deeltijdse) arbeidsovereenkomst zullen zij evenwel als echte werknemers (die tegen loon en onder gezag arbeid presteren) en dus niet louter als daarmee gelijkgestelden worden beschouwd. Zij zijn echte werknemers verbonden door een arbeidsovereenkomst. Het voorwerp van deze oevreenkomst is de uitvoering van arbeid tegen een loon en onder gezag van een werkgever. Het gaat in hoofdzaak dus niet meer om het leerproces.

    Verboden arbeid

    Zijn verboden voor leerlingen-stagiairs :

    • ondergrondse arbeid in mijnen, groeven en graverijen;

      Opm. : Bij koninklijk besluit kunnen ook andere vormen van ondergrondse arbeid verboden worden of van de naleving van bepaalde beschermingsmaatregelen afhankelijk gemaakt worden.

      Voor jongeren tussen 18 en 21 jaar zijn slechts bepaalde vormen van ondergrondse arbeid in mijnen, groeven en graverijen verboden; de andere vormen worden aan bepaalde voorwaarden onderworpen (twee K.B.'s van 9 juni 1981).
       
    • arbeid die hun krachten te boven gaat, hun gezondheid bedreigt of hun zedelijkheid in gevaar brengt (bij koninklijk besluit kan worden bepaald welke arbeid in elk geval als dusdanig moet worden beschouwd).
       
    • Verder is het mogelijk om bij koninklijk besluit gevaarlijke of ongezonde arbeid te verbieden of van de naleving van bepaalde beschermingsmaatregelen afhankelijk te maken.
       
    • Zijn tevens verboden voor leerlingen-stagiairs, de activiteiten die in het K.B. van 3 mei 1999 betreffende de bescherming van jongeren op het werk worden opgesomd (zie verder, punt 9).


    Arbeidsduur

    De arbeidsduur van leerlingen-stagiairs mag niet meer bedragen dan 8 uren per dag en 40 uren per week.

    Opm. : Recentelijk werd de arbeidsduur voor de werkgevers en werknemers van de privé-sector en voor een zeer beperkt deel van de openbare sector (openbare instellingen die een industriële of commerciële activiteit uitoefenen - zoals de autonome overheidsbedrijven - en verzorgingsinstellingen) verder verminderd tot 38 uren per week, effectief of gemiddeld. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de dagelijkse en de wekelijkse grens van de arbeidsduur nog verder te verminderen.

    De arbeidsduurgrenzen die in de betrokken onderneming of instelling worden toegepast, zullen ook voor de leerling-stagiair gelden. Hij zal echter in elk geval niet meer dan 8 uren per dag en 40 uren per week mogen presteren, ongeacht de arbeidsregeling die in die onderneming of instelling van toepassing is.

    Volledigheidshalve kan erop gewezen worden dat in artikel 4 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 31 augustus 2001 houdende organisatie van het schooljaar in het secundair onderwijs onder andere bepaald wordt dat het maximumaantal effectieve lesuren inclusief stage-uren, uitgedrukt in klokuren, per leerling niet meer dan 8u/dag en 38u/week mag bedragen. Deze weekgrens, die louter onderwijsreglementering uitmaakt, zal, naargelang het geval, gevallen strenger of soepeler zijn dan de weekgrens die in het kader van de arbeidsreglementering in aanmerking dient te worden genomen.

    Bij koninklijk besluit, genomen na eensluidend advies van het bevoegd paritair orgaan, kunnen voor bepaalde gevallen van overmacht (voorgekomen of dreigend ongeval in de onderneming, dringende arbeid aan machines of materieel, onvoorziene noodzakelijkheid) hogere arbeidsduurgrenzen worden vastgesteld (max. 10u/dag en 50u/week). Tot op heden werd echter geen dergelijk koninklijk besluit uitgevaardigd.

    Overwerk

    Leerlingen-stagiairs mogen enkel overwerk verrichten in de voormelde gevallen van overmacht. De stagegever moet de bevoegde inspecteur van de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten van de plaats waar de onderneming gevestigd is in dat geval binnen de drie dagen schriftelijk van dit overwerk op de hoogte brengen. Er kunnen geen andere gevallen van toegelaten overwerk worden bepaald (ook niet bij koninklijk besluit).

    Aangezien de leerlingenstage een onbezoldigd karakter heeft, zullen de leerlingen-stagiairs bij gebeurlijke eventueel overwerk ook geen overloon ontvangen.

    Wel hebben zij recht op inhaalrust, waarvan de duur gelijk is aan die van het verrichte overwerk. Deze inhaalrust wordt op de arbeidsduur aangerekend en moet in beginsel worden opgenomen vóór het eind van de week die volgt op die waarin het overwerk verricht werd (behoudens afwijking toegestaan door de bevoegde inspecteur van de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten).

    Rusttijden

    Leerlingen-stagiairs mogen niet meer dan 4½ uren ononderbroken arbeid verrichten :

    • wanneer de arbeidstijd meer dan 4½ uren bedraagt, hebben zij recht op een half uur rust;
    • wanneer de arbeidstijd meer dan zes uren bedraagt, duurt de rusttijd een uur, waarvan een half uur ineens moet worden genomen (bv. 2 x 15 minuten pauze en een half uur als lunchpauze).

    Bij koninklijk besluit kunnen bijzondere regelingen of afwijkingen worden bepaald. Bovendien kan de rusttijd bij koninklijk besluit, genomen na instemming van het bevoegd paritair orgaan, van één uur tot een half uur worden verminderd om technische redenen, bijvoorbeeld voor ploegenarbeid (bv. K.B. van 14 april 1975 - sector van de textielnijverheid en het breiwerk; K.B. van 3 oktober 1973 - sector van het tabaksbedrijf).

    De rusttijd tussen de beëindiging en de hervatting van de arbeid (dus tussen twee dagelijkse prestaties in) moet tenminste 12 opeenvolgende uren bedragen (bv. een leerling-stagiair die om 19 uur het werk beëindigt, zal 's anderendaags ten vroegste om 7 uur opnieuw aan de slag kunnen gaan). Op deze regel zijn geen afwijkingen mogelijk.

    Aan leerlingen-stagiairs moet, buiten de zondagrust, een bijkomende rustdag worden toegekend, onmiddellijk volgend op of voorafgaand aan een zondag (dus een maandag of een zaterdag). Zij kunnen dus tenminste aanspraak maken op een wekelijkse onderbreking van 48 uren.

    Arbeid op zon- en feestdagen

    In de regel mogen leerlingen-stagiairs geen arbeid verrichten op zondag, op de tien wettelijke feestdagen of de bijkomende rustdag die hen onmiddellijk volgend op of voorafgaand aan een zondag moet worden toegekend (zie hoger).

    In bepaalde gevallen mogen zij op die dagen of op bepaalde ervan wel worden tewerkgesteld :

    • Mits de stagegever de bevoegde inspecteur van de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten binnen drie dagen hiervan schriftelijk op de hoogte stelt, mogen leerlingen-stagiairs 's zondags, op de bijkomende rustdag of op een feestdag worden tewerkgesteld in bepaalde gevallen van overmacht (voorgekomen of dreigend ongeval in de onderneming, dringende arbeid aan machines of materieel, onvoorziene noodzakelijkheid).
       
    • Bovendien kan bij koninklijk besluit, genomen na advies van het bevoegd paritair orgaan, andere afwijkingen op het verbod van arbeid op zon- en feestdagen (niet op het verbod van arbeid op bijkomende rustdag !) worden toegestaan.

      Aan deze toelating kunnen zonodig woorwaarden worden gekoppeld  bij K.B. van 23 mei 1972 werden een aantal algemene afwijkingen geformuleerd :
       
      • Op grond hiervan mogen leerlingen-stagiairs hun medewerking als acteur of figurant verlenen aan uitvoeringen van culturele, wetenschappelijke, opvoedkundige of artistieke aard en aan modeshows en voorstellingen van collecties klederen evenals deelnemen aan sportmanifestaties.
         
      • Mits de stagegever de bevoegde inspecteur van de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten hiervan tenminste vijf dagen vooraf schriftelijk op de hoogte stelt, mogen leerlingen-stagiairs gedurende de kerstvakantie, de paasvakantie en de periode tussen Pinksterzondag en 30 september worden tewerkgesteld in kleinhandelszaken, kapperssalons, ondernemingen van openbare vertoningen en vermakelijkheden en ondernemingen voor het verhuren van boeken, stoelen en vervoermiddelen die worden uitgebaat in badplaatsen, luchtkuuroorden en toeristische centra.

    Tevens werden bij koninklijk besluit voor bepaalde sectoren afwijkingen bepaald (bv. voor de horeca-sector - K.B. van 10 juli 1972, de sectoren van de kleinbakkerij en kleinbanketbakkerij - K.B. van 12 december 1974, de sector van de textielnijverheid en het breiwerk - K.B. van 14 april 1975).

    Meer recent werden voor een aantal sectoren bij koninklijk besluit specifiek voor bepaalde leerlingenstages in het Nederlandstalig voltijds secundair onderwijs afwijkingen op het verbod van zondagarbeid toegestaan. Het gaat hier om de volgende sectoren : de binnenscheepvaart - K.B. van 26 augustus 2003, het vervoer - K.B. van 2 augustus 2002, de zelfstandige kleinhandel - K.B. van 2 augustus 2002, de kleinhandel in voedingswaren - K.B. van 2 augustus 2002, het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden - K.B. van 2 augustus 2002, de koopvaardij - K.B. van 26 augustus 2003, het vermakelijkheidsbedrijf - K.B. van 6 februari 2006.

    Zelfs in geval van afwijking, mogen leerlingen-stagiairs geenszins meer dan één zondag op twee arbeid verrichten, behalve met voorafgaande toelating van de bevoegde inspecteur van de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten.

    Zij hebben, in geval van arbeid op zondagen, bijkomende rustdagen of feestdagen, recht op inhaalrust, onder dezelfde voorwaarden en met dezelfde duur als de volwassen werknemers.

    In geval van arbeid op een zondag of op een bijkomende rustdag, zal de leerling-stagiair niet altijd twee opeenvolgende rustdagen toegekend krijgen, maar dikwijls twee niet-opeenvolgende. Hij zal wel inhaalrust moeten krijgen die niet minder mag bedragen dan 36 opeenvolgende uren (d.w.z. dat één van die rustdagen een werkonderbreking van tenminste 36 opeenvolgende uren moet meebrengen). De inhaalrust kan uiteraard niet worden aangerekend op de bijkomende rustdagen die hen moeten worden toegekend.

    Opm. : Weekend-werk is voor leerlingen-stagiairs toegelaten, voor zover de stagegever zich hiervoor kan beroepen op een afwijking op het verbod van zondagarbeid en de tewerkstelling op zaterdag bijvoorbeeld niet op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst (sectoraal dan wel op ondernemingsniveau) uitgesloten is. Wel geldt als bijkomende voorwaarde dat voor de prestaties op zaterdag een werkrooster moet voorzien zijn in het arbeidsreglement.

    Nachtarbeid

    Nachtarbeid is voor leerlingen-stagiairs in beginsel verboden.

    Zij mogen niet werken tussen 20 uur en 6 uur. Deze tijdsgrenzen worden echter voor de leerlingen-stagiairs ouder dan 16 jaar teruggebracht tot 22 uur en 6 uur of tot 23 uur en 7 uur voor bepaalde vormen van arbeidsorganisatie, met name voor werken die wegens hun aard niet mogen worden onderbroken of stilgelegd (continu-arbeid om technische redenen) en voor arbeid in opeenvolgende ploegen.

    Opm. : Leerlingen-stagiairs kunnen in een stelsel met arbeid in opeenvolgende ploegen worden tewerkgesteld, voor zover de stagegever daarbij alle specifieke bepalingen die voor hen gelden, naleeft (bv. maximumgrenzen van de arbeidsduur, rusttijden, principieel verbod van nachtarbeid). De voormelde mogelijkheid om de tijdsgrenzen van het verbod van nachtarbeid terug te brengen, geldt echter alleen voor de leerlingen-stagiairs ouder dan 16 jaar.

    Nachtarbeid is strikt verboden voor leerlingen-stagiairs jonger dan 16 jaar, zonder afwijkingsmogelijkheden, maar :

    • ingeval zij een activiteit uitoefenen die is toegestaan op grond van artikel 7.2. van de Arbeidswet van 16 maart 1971 (toegelaten kinderarbeid), kunnen zij tot 23 uur "presteren";
    • op grond van het K.B. van 4 april 1972 kunnen zij tot 23 uur als figurant of acteur worden tewerkgesteld in het kader van uitvoeringen van culturele, wetenschappelijke, opvoedkundige of artistieke aard, opnamen voor film, televisie of radio en modeshows en voorstellingen van collecties klederen.

    Buiten deze gevallen kunnen zij slechts tot 20 uur worden tewerkgesteld.

    Voor leerlingen-stagiairs van 16 jaar en ouder bestaan de volgende afwijkingen op het verbod van nachtarbeid, die evenwel aanzienlijk beperkter zijn dan de afwijkingen die bestaan voor de meerderjarige werknemers :

    • Op grond van het voornoemde K.B. van 4 april 1972, kunnen zij tot 23 uur als figurant of acteur worden tewerkgesteld in het kader van culturele, wetenschappelijke, opvoedkundige of artistieke aard, opnamen voor film, televisie of radio en modeshows en voorstellingen van collecties klederen.
       
    • Mits de stagegever de bevoegde inspecteur van de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten hiervan binnen de drie dagen schriftelijk op de hoogte stelt, mogen zij tot 23 uur arbeid verrichten in bepaalde gevallen van overmacht (voorgekomen of dreigend ongeval, dringende arbeid aan machines of materieel, onvoorziene noodzakelijkheid).
       
    • Bij koninklijk besluit, genomen na advies van het bevoegd paritair orgaan, kunnen andere afwijkingen op het verbod van nachtarbeid worden toegestaan, welke eventueel aan bepaalde voorwaarden kunnen worden onderworpen.

      Van deze mogelijkheid werd reeds door bepaalde sectoren gebruik gemaakt, bijvoorbeeld door de horeca-sector - K.B. van 11 april 1999, de emailwarenfabrieken - K.B. van 17 oktober 1972 en de ondernemingen voor de productie van films - K.B. van 15 februari 1978.

    Meer recent werden voor een aantal sectoren bij koninklijk besluit specifiek voor bepaalde leerlingenstages in het Nederlandstalig voltijds secundair onderwijs afwijkingen op het verbod van nachtarbeid toegestaan. Het gaat hier om de volgende sectoren : de binnenscheepvaart - K.B. van 26 augustus 2003, het vervoer - K.B. van 2 augustus 2002, het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden - K.B. van 2 augustus 2002, de koopvaardij - K.B. van 26 augustus 2003 en het vermakelijkheidsbedrijf - K.B. van 6 februari 2006.

    Nachtarbeid is voor leerlingen-stagiairs in elk geval verboden tussen middernacht en 4 uur, zonder afwijkingsmogelijkheid.

    Arbeidsreglement

    Het arbeidsreglement groepeert de specifieke regels en arbeidsvoorwaarden die eigen zijn aan alle werknemers of aan bepaalde categorieën van werknemers van de onderneming of van een afdeling ervan. Het bevat zowel verplichte als facultatieve vermeldingen.

    Het arbeidsreglement van de stagegever geldt ook voor leerlingen-stagiairs, doch enkel voor zover het gaat om bepalingen die voor hen relevant zijn (bv. niet de bepalingen i.v.m. de betaling van het loon, gunstiger opzeggingstermijnen, …).

    Sommige stagegevers hanteren een arbeidsreglement dat is aangepast aan de stagairs. Dit kan, aangezien de wet de mogelijkheid biedt om een afzonderlijk arbeidsreglementen op te maken voor de verschillende categorieën van werknemers of voor de verschillende afdelingen van de onderneming.

    Bij het onthaal van de leerling-stagiair in de onderneming dient de stagegever hem kennis te laten nemen van het arbeidsreglement.

    Sociale documenten

    Een werkgever is verplicht een aantal sociale documenten bij te houden en te bewaren (personeelsregister, individuele rekening, in bepaalde sectoren - waaronder de tuinbouw en de horeca - ook een aanwezigheidsregister, …).

    Deze wetgeving geldt in beginsel ook voor de leerlingen-stagiairs. De leerling-stagiair moet bij de stagegever ingeschreven worden in het personeelsregister. Er moet evenwel geen individuele rekening (d.i. een document dat onder andere de prestaties van de werknemer, de hem verschuldigde bedragen en bepaalde inhoudingen op het loon vermeldt) voor hem worden opgemaakt, aangezien dit voor de leerling-stagiair, die geen loon noch enige vergoeding ontvangt, weinig nut heeft.

    De bevoegde inspecteur van de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten is evenwel het standpunt toegedaan dat, in geval van leerlingenstages die strikt binnen kader van de opleiding vallen, kan worden gedoogd dat de stagegever de voornoemde sociale documenten niet bijhoudt en bewaart, zo binnen het kader van die stage andere min of meer gelijkaardige documenten beschikbaar zijn die het toezicht op de naleving van de arbeidswetgeving toelaten (bv. de stageovereenkomst, waarin de identiteit van de stagegever en de leerling-stagiair evenals de dagen en uren waarop de stage plaatsvindt, vermeld staan).

    Opm. : Met ingang van 1 januari 2003 is het stelsel van de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling (DIMONA) veralgemeend. Dit heeft een vereenvoudiging of zelfs een afschaffing van bepaalde sociale documenten tot gevolg gehad. De leerlingen-stagiairs zijn evenwel uitgesloten uit het toepassingsgebied van Dimona, voor zover hun tewerkstelling bij éénzelfde stagegever geen 60 dagen overschrijdt. Voor hen moeten dus in principe nog de klassieke sociale documenten (algemeen personeelsregister) worden bijgehouden en bewaard.

    Collectieve arbeidsovereenkomsten en paritaire comités

    "Collectieve arbeidsovereenkomsten" zijn akkoorden die worden gesloten tussen de sociale partners (werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers), waarin de individuele en collectieve arbeidsbetrekkingen tussen werkgevers en werknemers in de ondernemingen of in een bedrijfstak worden vastgesteld. Ze kunnen zowel op, nationaal, sectoraal (paritair comité of subcomité) als op ondernemingsniveau worden gesloten.

    In beginsel is de wetgeving inzake collectieve arbeidsovereenkomsten en paritaire comités ook op leerlingen-stagiairs van toepassing. De toepasselijkheid van een collectieve arbeidsovereenkomst zélf hangt evenwel van het toepassingsgebied van de betrokken overeenkomst en de daarin geregelde materie(s) af en dient bijgevolg van geval tot geval bekeken te worden.

    Wanneer er bijvoorbeeld uitdrukkelijk sprake is van "werknemers tewerkgesteld onder arbeidsovereenkomst", dan geldt dit niet voor de leerlingen-stagiairs. Een collectieve arbeidsovereenkomst inzake loonsvoorwaarden heeft eveneens geen gevolgen voor de leerling-stagiair. Collectieve arbeidsovereenkomsten die betrekking hebben op arbeidsvoorwaarden (bv. bijkomende beschermingsmaatregelen) kunnen daarentegen wel van belang zijn voor de leerling-stagiair, aangezien hij zijn arbeid in min of meer vergelijkbare omstandigheden verricht als de gewone werknemers.

    Veiligheid en gezondheid op het werk

    In geval van tewerkstelling van leerlingen-stagiairs (en van jongeren op het werk in het algemeen) gelden een hele reeks voorschriften op het vlak van arbeidsveiligheid, -hygiëne en -geneeskunde, welke strenger zijn dan die welke gelden bij de tewerkstelling van gewone werknemers. Ze hebben betrekking op de volgende aspecten :

    Informatie

    • op de eerste werkdag bepaalde inlichtingen verstrekken omtrent de aard van het uit te voeren werk en de daaraan verbonden risico's, het gebruik van toestellen, machines en gevaarlijke producten, de voorschriften met betrekking tot eerste hulp, brandbestrijding en evacuatie van de werknemers, enz.;
    • inlichtingen verstrekken omtrent de in de onderneming bestaande organen voor preventie en bescherming op het werk;
    • informatie geven omtrent de veiligheids- of gezondheidssignalering op het werk, over de betekenis van de reglementaire etikettering van de gevaarlijke producten, enz.... .

    Risico's en preventie

    • verplichting om, voordat de leerlingen-stagiairs met hun arbeid beginnen (alleszins tenminste eenmaal per jaar) en bij elke belangrijke wijziging van de werkpost, een analyse uit te voeren van de risico's waaraan zij bij hun arbeid blootgesteld worden, rekening houdend met hun gebrek aan ervaring, het feit dat zij zich van geen risico's bewust zijn of dat hun ontwikkeling nog niet voltooid is. De stagegever dient tevens de nodige preventiemaatregelen te treffen. De analyse en de te nemen maatregelen worden opgenomen in een globaal preventieplan;
    • aangepaste werkkledij ter beschikking stellen (uitgezonderd voor kantoorwerkzaamheden). De stagegever staat in voor de reiniging van deze werkkledij;
    • voor het uitvoeren van sommige werkzaamheden gratis persoonlijke beschermingsmiddelen (schort, handschoenen, helm, schoenen met versterkte toppen, oorbeschermers, …) ter beschikking stellen om de leerling-stagiair te beschermen tegen bepaalde risico's (besmetting, ziekten, stralingen, ongevallen ...). De stagegever staat tevens in voor het onderhoud van deze beschermingsmiddelen en voor het consequent gebruik ervan. De leerling-stagiair is verplicht deze te dragen volgens de informatie en de gebruiksvoorschriften die hij ontvangt van de stagegever.

    Verboden werkzaamheden

    Naast de bovenvermelde verboden arbeid, zijn tevens een aantal gevaarlijke en/of ongezonde werkzaamheden verboden voor leerlingen-stagiairs (zie K.B. van 3 mei 1999 betreffende de bescherming van jongeren op het werk) :

    • arbeid welke leerlingen-stagiairs, objectief gezien, lichamelijk of psychisch niet aankunnen;
    • arbeid waardoor zij worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen (bv. giftige stoffen, stoffen die erfelijke genetische veranderingen veroorzaken of die tijdens de zwangerschap schadelijke gevolgen hebben, …);
    • arbeid welke blootstelling aan ioniserende straling meebrengen;
    • arbeid welke risicofactoren voor ongevallen inhoudt waarvan vermoed kan worden dat leerlingen-stagiairs (doordat ze nog niet veel inzicht hebben in veiligheid of onervaren of onvoldoende opgeleid zijn) deze meestal niet beseffen of kunnen voorkomen;
    • arbeid welke hen blootstelt aan extreme koude of hitte, of aan lawaai of trillingen.

    Een niet-limitatieve lijst van agentia, procédés, werkzaamheden en plaatsen die in dit kader verboden zijn, werd als bijlage aan het K.B. van 3 mei 1999 gevoegd.

    Van het verbod van arbeid en van aanwezigheid of betrokkenheid van leerlingen-stagiairs bij bepaalde procédés, werkzaamheden of op bepaalde plaatsen, kan worden afgeweken onder de volgende, cumulatieve voorwaarden :

    • deze arbeid, betrokkenheid of aanwezigheid moet onontbeerlijk zijn voor hun beroepsopleiding (zou in de ruime zin zijn en dus ook leerlingenstages omvatten);
    • de stagegever moet zich ervan vergewissen dat de genomen preventiemaatregelen effectief zijn en door een lid van de hiërarchische lijn, aangewezen door de stagegever, worden gecontroleerd;
    • de arbeid, betrokkenheid of aanwezigheid moet plaatsvinden in het bijzijn van een ervaren werknemer.

    Deze afwijkingsmogelijkheid geldt evenwel niet ten aanzien van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen (fysische, biologische en chemische agentia).

    Hygiëne op de werkplaatsen

    De werkgever moet zorgen voor een behoorlijke lucht- en klimaatregeling in alle werklokalen.Hij dient eveneems een kleedkamer, een wasplaats, toiletten en een eetzaal ter beschikking te stellen.

    Passend gezondheidstoezicht over de leerlingen-stagiairs (ouder dan 15 jaar en jonger dan 21 jaar)

    Kort samengevat, en rekening houdend met de specifieke aard van de leerlingenstage en de korte duur van de "tewerkstelling" in de onderneming, dienen de volgende regels met betrekking tot het medisch toezicht over de leerlingen-stagiairs in acht te worden genomen :

    • Vóór de eerste toewijzing van taken bij een stagegever (d.i. uiterlijk binnen 8 dagen na het begin van de tewerkstelling), moet de leerling-stagiair steeds aan een medisch onderzoek worden onderworpen, zoniet kan hij zijn stage niet aanvatten (of verderzetten). Indien bovendien uit de risicoanalyse die de stagegever moet verrichten, een specifiek risico blijkt, zal een bijkomend onderzoek moeten gebeuren.

      Een specifiek gezondheidstoezicht (en zeker een jaarlijks gericht geneeskundig onderzoek) zal in de praktijk niet zo vaak voorkomen, daar de leerlingenstages normaal gezien vrij beperkt van duur zijn en men doorgaans op voorhand zal weten of de leerling-stagiair in het kader van de stage nachtarbeid zal moeten verrichten of aan een specifiek risico zal worden blootgesteld. In een dergelijk geval zal het bijkomend onderzoek gericht op nachtarbeid of op een specifiek risico meteen deel uitmaken van het aanwervingsonderzoek.
    • Een eventuele latere wijziging van het werk of van de taken die de leerling-stagiair in het kader van de stage moet verrichten of een wijziging van de stageplaats kunnen wel tot gevolg hebben dat een nieuw (gericht) medisch onderzoek zich opdringt. Daarbij kunnen zich onder meer de volgende hypothesen voordoen :
       
      • tijdens een lopende stageperiode treedt een wijziging op in het werk of de taken die de leerling-stagiair moet verrichten, waarbij zich andere risico's kunnen voordoen : in dit geval dient er een risicoanalyse te worden uitgevoerd en op grond daarvan beslist de arbeidsgeneesheer of een nieuw medisch onderzoek nodig is;
      • een eerste stageperiode wordt gevolgd door een tweede stageperiode bij dezelfde stagegever (dus dezelfde stageplaats) : 
         
        • indien voor hetzelfde werk / dezelfde taken : geen nieuw medisch onderzoek vereist;
        • indien voor ander werk of indien zich andere risico's kunnen voordoen : in dit geval dient er een risicoanalyse te worden uitgevoerd en op grond daarvan beslist de arbeidsgeneesheer of een nieuw medisch onderzoek nodig is;   
    • een eerste stageperiode gevolgd door een tweede stageperiode bij een andere stagegever (dus verandering van stageplaats) : in dit geval dient een risico-analyse te worden uitgevoerd, op grond waarvan de arbeidsgeneesheer beslist of een nieuw medisch nodig is.
    • De kosten van het medisch onderzoek vallen ten laste van de stagegever.