Tijdskrediet met motief

Op deze pagina

    Het tijdskrediet met motief geeft de werknemers recht op een voltijds, halftijds of 1/5de tijdskrediet tot maximum 51 maanden omwille van de volgende zorgmotieven:

    • om voor hun kind te zorgen tot de leeftijd van 8 jaar;
    • voor het verlenen van palliatieve verzorging;
    • voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een zwaar ziek gezins- of familielid;
    • om zorg te dragen voor hun kind met een handicap tot de leeftijd van 21 jaar;
    • voor het verlenen van bijstand of verzorging aan hun minderjarig zwaar ziek kind of aan een minderjarig zwaar ziek kind dat gezinslid is.

    Daarnaast wordt er ook nog voorzien in een recht op een voltijds, halftijds of 1/5de tijdskrediet tot maximaal 36 maanden voor het volgen van een opleiding

    Om recht te hebben op een tijdskrediet met motief, moet de werknemer aan een aantal voorwaarden voldoen. 

    Naast de anciënniteitsvoorwaarde en de voorwaarden gelinkt aan de opnamevorm (bv. de tewerkstellingsvoorwaarde), moet naargelang het motief ook aan een aantal specifieke voorwaarden voldaan zijn.

    Maximumduur over de gehele loopbaan  

    Werknemers kunnen gedurende maximaal 51 maanden over de gehele loopbaan een tijdskrediet met zorgmotief uitoefenen, terwijl de duur van het tijdskrediet met motief opleiding maximaal 36 maanden over de gehele loopbaan kan bedragen.  

    Het gaat om een (vast) krediet van 51 en 36 maanden, dat niet afhankelijk is van de gekozen opnamevorm (nl. voltijds, halftijds of 1/5de tijdskrediet). Het recht van 51 en 36 maanden wordt m.a.w. niet proportioneel verrekend bij de opname van een deeltijdse formule.  

    De opgenomen periodes van voltijds, halftijds of 1/5de tijdskrediet met een zorgmotief en deze met motief opleiding mogen samen wel niet meer dan 51 maanden bedragen.  

    Voorbeeld:
    Een werknemer die al 36 maanden tijdskrediet voor het volgen van een opleiding heeft opgenomen, zal nog recht hebben op maximum 15 maanden tijdskrediet met een zorgmotief.  

    Op de voorziene maximumduur van 51 en 36 maanden moeten ook bepaalde periodes van loopbaanonderbreking en tijdskrediet die in het verleden werden opgenomen in mindering worden gebracht.

    Minimum- en maximumduur per opname

    De werknemer zal het tijdskrediet met motief slechts kunnen opnemen rekening houdend met de voorziene minimumperiode, waarvan de duur verschilt van motief tot motief. Voor bepaalde motieven is er bovendien voorzien in een maximumperiode per opname.

    In afwijking hiervan, zal een eventueel overblijvend saldo wel voor een kortere periode dan de minimumduur kunnen worden opgenomen. 

    Voorbeeld:  

    Een werknemer heeft reeds 49 maanden tijdskrediet met motief genomen om voor zijn kind jonger dan 8 jaar te zorgen. Hij vraagt een tijdskrediet van één maand om voor een zwaar ziek gezinslid te zorgen. Er zal bijgevolg een saldo zijn van een maand, dat de werknemer eventueel zal kunnen uitputten in het kader van het tijdskrediet met motief om te zorgen voor zijn kind met een handicap jonger dan 21 jaar (dat normaal gezien moet worden opgenomen met een minimum van 3 of 6 maanden naargelang het om een voltijds en halftijds of een 1/5de tijdskrediet gaat) .
     

    Cumulverbod 

    De werknemers kunnen het recht op tijdskrediet met motief voor de zorg van hun kind tot de leeftijd van 8 jaar, voor het verlenen van palliatieve verzorging of bijstand of verzorging aan een zwaar ziek gezins- of familielid en voor het volgen van een opleiding niet opnemen in combinatie met de aanvang of uitbreiding van een niet-toegestane bezoldigde of zelfstandige activiteit.

    Voorbeeld: 

    Een werknemer plant een volledige onderbreking in het kader van tijdskrediet met motief voor de zorg van zijn kind tot de leeftijd van 8 jaar te nemen met de bedoeling om tijdens dat tijdskrediet een bijkomende activiteit als zelfstandige op te starten. Deze cumul zal niet mogelijk zijn.   

    Welke motieven ? 

    Zorg voor zijn kind tot de leeftijd van 8 jaar 

    De werknemer heeft recht op een tijdskrediet tot maximaal 51 maanden om voor zijn kind te zorgen tot de leeftijd van 8 jaar.

    De periode waarvoor het tijdskrediet wordt gevraagd (zowel bij een eerste aanvraag, als bij een verlenging) door de werknemer moet aanvangen voor de 8ste verjaardag van het kind. Er wordt daarbij rekening gehouden met de aanvangsdatum die is opgenomen in de aanvraag van het tijdskrediet. Er is dan ook geen invloed op de opening van het recht op tijdskrediet indien de effectieve startdatum van het tijdskrediet vervolgens na de 8ste verjaardag van het kind valt door het uitstel van de werkgever omwille van organisatorische reden of de toepassing van de organisatieregels

    In geval van adoptie kan het tijdskrediet aanvangen vanaf de inschrijving van het kind in het bevolkings- of vreemdelingenregister van de gemeente waar de werknemer is gedomicilieerd.

    Opnamevorm en -duur 

    Het tijdskrediet met motief om voor zijn kind te zorgen tot de leeftijd van 8 jaar kan steeds worden opgenomen onder de vorm een 1/5de tijdskrediet. Een voltijds tijdskrediet of  halftijdse loopbaanvermindering is daarentegen maar mogelijk indien de sector of onderneming hierover een collectieve arbeidsovereenkomst heeft afgesloten.

    Bij de opname moet rekening worden gehouden met een minimumperiode van 6 maanden als het gaat om een 1/5de tijdskrediet en met een minimumperiode van 3 maanden als het een voltijds of halftijds tijdskrediet betreft.

    Bewijs  

    De werknemer moet aan de werkgever uiterlijk bij de ingang van het tijdskrediet het bewijs leveren van het motief waarvoor hij tijdskrediet neemt. Dit gebeurt aan de hand van documenten tot staving van de gebeurtenis die het recht opent (uittreksel geboorteregister, document tot staving van de adoptie,… ).  
     

    Verlenen van palliatieve verzorging  

    De werknemer heeft recht op een tijdskrediet van 1 maand, verlengbaar met 1 maand, om te zorgen voor een persoon die palliatieve verzorging nodig heeft.  

    Onder palliatieve verzorging wordt verstaan elke vorm van bijstand, in het bijzonder medische, sociale, administratieve en psychologische bijstand gegeven aan een persoon die aan een ongeneeslijke ziekte lijdt en zich in een terminale fase bevindt. Deze persoon hoeft niet noodzakelijk een familielid van de werknemer te zijn.

    Opnamevorm en -duur 

    Het tijdskrediet met motief voor het verlenen van palliatieve verzorging kan steeds worden opgenomen onder de vorm een 1/5de tijdskrediet. Een voltijds of halftijds tijdskrediet is enkel mogelijk indien de sector of onderneming hierover een collectieve arbeidsovereenkomst heeft afgesloten.

    De duur van het tijdskrediet voor palliatieve zorgverlening bedraagt maximum 2 maanden (1 maand, verlengbaar met 1 maand) per patiënt.  

    Bewijs 

    De werknemer moet ten laatste op het moment waarop het tijdskrediet aanvangt aan de werkgever een attest voorleggen van de behandelende geneesheer van de persoon die palliatieve verzorging behoeft en waaruit blijkt dat de werknemer zich bereid heeft verklaard deze palliatieve verzorging te verlenen. De identiteit van de patiënt moet niet in het betrokken attest worden vermeld. In geval de werknemer gebruik wenst te maken van de verlenging van de periode met één maand, dient hij opnieuw een dergelijk attest af te leveren aan de werkgever. 

    Verlenen van bijstand of verzorging aan een zwaar ziek gezins- of familielid  

    De werknemer heeft recht op een tijdskrediet tot maximaal 51 maanden voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een zwaar ziek lid van zijn gezin of familie.

    Onder gezinslid verstaan we elke persoon die samenwoont met de werknemer.  Familieleden zijn de bloedverwanten van de werknemer tot de tweede graad en de aanverwanten van de werknemer tot de eerste graad. Wanneer de werknemer wettelijk samenwonend is, worden ook de ouders en de kinderen van de wettelijk samenwonende partner als familieleden van de werknemer beschouwd.

    Met een zware ziekte wordt elke ziekte of medische ingreep bedoeld die de behandelende geneesheer als dusdanig bestempelt en waarvan de geneesheer meent dat elke vorm van sociale, familiale of psychologische bijstand noodzakelijk is voor het herstel.

    Opnamevorm en -duur 

    Het tijdskrediet met motief voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een zwaar ziek gezins- of familielid kan steeds worden opgenomen onder de vorm een 1/5de tijdskrediet. Een voltijds of halftijds tijdskrediet is enkel mogelijk indien de sector of onderneming hierover een collectieve arbeidsovereenkomst heeft afgesloten.

    De opname gebeurt in periodes van minstens 1 maand en maximum 3 maanden.  

    Bewijs 

    De werknemer moet uiterlijk bij de ingang van het tijdskrediet aan de werkgever een attest van de behandelende geneesheer van de zieke persoon verstrekken, waaruit blijkt dat de werknemer zich bereid heeft verklaard bijstand of verzorging te verlenen aan de zwaar zieke persoon en waarop de behandelende arts aanduidt of de zorgbehoefte daadwerkelijk een voltijdse, halftijdse of 1/5de onderbreking of loopbaanvermindering behoeft, naast de eventuele professionele ondersteuning waarop de zieke persoon kan rekenen.  

    Zorg voor zijn kind met een handicap tot de leeftijd van 21 jaar 

    De werknemer heeft het recht op een tijdskrediet tot maximaal 51 maanden om zorg te dragen voor zijn kind met een handicap tot de leeftijd van 21 jaar. 

    Onder een kind met een handicap verstaat men een kind dat getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van minstens 66% of een aandoening heeft die leidt tot een erkenning van minstens 4 punten in pijler 1 of van minstens 9 punten in de drie pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving met betrekking tot de kinderbijslag. 

    De periode waarvoor het tijdskrediet wordt gevraagd (zowel bij een eerste aanvraag, als bij een verlenging) door de werknemer moet aanvangen voor de 21ste verjaardag van het kind. Er wordt daarbij rekening gehouden met de aanvangsdatum die is opgenomen in de aanvraag van het tijdskrediet. Er is dan ook geen invloed op de opening van het recht op tijdskrediet indien de effectieve startdatum van het tijdskrediet vervolgens na de 21ste verjaardag van het kind valt door het uitstel van de werkgever omwille van organisatorische reden of de toepassing van de organisatieregels.   

    Opnamevorm en -duur 

    Het tijdskrediet om zorg te dragen voor zijn kind met een handicap tot de leeftijd van 21 jaar kan worden opgenomen onder de vorm van een voltijds, halftijds of 1/5de tijdskrediet. 

    Bij de opname moet rekening gehouden worden met een minimumperiode van 3 maanden als het een voltijds of halftijds tijdskrediet betreft en een minimumperiode van 6 maanden ingeval van een 1/5 tijdskrediet.  

    Bewijs 

    De werknemer moet uiterlijk op het moment waarop het tijdskrediet ingaat een attest verstrekken aan de werkgever dat de lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van minstens 66% aantoont of de aandoening die leidt tot een erkenning van minstens 4 punten in pijler 1 of van minstens 9 punten in de drie pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving met betrekking tot de kinderbijslag.  
     

    Verlenen van bijstand of verzorging aan zijn minderjarig zwaar ziek kind of aan een minderjarig zwaar ziek kind dat gezinslid is 

    De werknemer heeft recht op een tijdskrediet tot maximaal 51 maanden voor het verlenen van bijstand of verzorging aan zijn minderjarig zwaar ziek kind of aan een minderjarig zwaar ziek kind dat een gezinslid is.
    Met een zware ziekte wordt elke ziekte of medische ingreep bedoeld die de behandelende geneesheer als dusdanig bestempelt en waarvan de geneesheer meent dat elke vorm van sociale, familiale of psychologische bijstand noodzakelijk is voor het herstel.

    Onder een kind dat gezinslid is, wordt een kind verstaan dat samenwoont met de werknemer.

    De periode waarvoor het tijdskrediet wordt gevraagd (zowel bij een eerste aanvraag, als bij een verlenging) door de werknemer moet aanvangen voor de 18de verjaardag van het kind. Er wordt daarbij rekening gehouden met de aanvangsdatum die is opgenomen in de aanvraag van het tijdskrediet. Er is dan ook geen invloed op de opening van het recht op tijdskrediet indien de effectieve startdatum van het tijdskrediet vervolgens na de 18de verjaardag van het kind valt door het uitstel van de werkgever omwille van organisatorische reden of de toepassing van de organisatieregels

    Opnamevorm en -duur 

    Het tijdskrediet voor het verlenen van bijstand of verzorging aan zijn minderjarig zwaar ziek kind of aan een minderjarig zwaar ziek kind dat een gezinslid is kan worden opgenomen onder de vorm van een voltijds, halftijds of 1/5de tijdskrediet.

    De opname gebeurt in periodes van minstens 1 maand en maximum 3 maanden. 

    Bewijs 

    De werknemer moet aan zijn werkgever uiterlijk op het ogenblik waarop het tijdskrediet ingaat een attest van de behandelend geneesheer van het kind verstrekken waaruit blijkt dat de werknemer zich bereid heeft verklaard bijstand of verzorging te verlenen aan de zwaar zieke persoon. 
     

    Volgen van een opleiding 

    De werknemer heeft recht op een tijdskrediet tot maximaal 36 maanden voor het volgen van een opleiding.

    Er is geen lijst bepaald van opleidingen die hiervoor in aanmerking komen. Ongeacht het type studies (bv. met het oog op het bekomen van een universitair diploma of een diploma hogere niet-universitaire studies, een talencursus of cursus informatica,…) of de onderwijsvorm (bv. dag- of avondonderwijs, afstandsonderwijs,…) kan dit tijdskrediet met motief worden bekomen voor zover:

    • het een door de Gemeenschappen of de sector erkende opleiding betreft die minstens 360 uren of 27 studiepunten per jaar of 120 uren of 9 studiepunten per schooltrimester of per ononderbroken periode van drie maanden telt;
       
    • het gaat om onderwijs in een centrum voor basiseducatie of een opleiding gericht op het behalen van een diploma of getuigschrift van secundair onderwijs, waarbij de grens wordt vastgesteld op 300 uren per jaar of 100 uren per schooltrimester of per ononderbroken periode van 3 maanden. 

    Opnamevorm en -duur 

    Het tijdskrediet voor het volgen van een opleiding kan steeds worden opgenomen onder de vorm een 1/5de tijdskrediet. Een voltijds of halftijds tijdskrediet is daarentegen maar mogelijk indien de sector of onderneming hierover een collectieve arbeidsovereenkomst heeft afgesloten.

    Bij de opname moet rekening worden gehouden met een minimumperiode van 6 maanden als het gaat om een 1/5de tijdskrediet en met een minimumperiode van 3 maanden als het een voltijds of halftijds tijdskrediet betreft.

    Bewijs  

    Uiterlijk op het ogenblik waarop het tijdskrediet ingaat, verstrekt de werknemer aan de werkgever het bewijs dat hij een opleiding volgt die aan de voorwaarden voldoet. Dit bewijs wordt geleverd aan de hand van een attest van de Gemeenschap of de opleidingsinstelling waaruit blijkt dat de werknemer geldig is ingeschreven voor een opleiding met de vereiste tijdsduur of omvang. 

    Daarnaast moet de werknemer, binnen de 20 kalenderdagen na elk kwartaal, bij de werkgever een attest indienen dat het bewijs levert van regelmatige aanwezigheid bij een opleiding in dat betrokken kwartaal.  De dagen schoolvakantie in de loop van of aansluitend op een periode van opleiding worden gelijkgesteld met regelmatige aanwezigheid bij een opleiding. Regelmatige aanwezigheid betekent dat de werknemer niet meer dan één tiende van de duur van de opleiding in dat kwartaal ongewettigd afwezig mag zijn.      

    Opnamevormen  

    De werknemers kunnen in het kader van een tijdskrediet met motief hun arbeidsprestaties dus:

    Voor de opname van een tijdskrediet met motief zal de werknemer, ongeacht de gekozen opnamevorm, ook moeten voldoen aan de anciënniteitsvoorwaarde en de specifieke voorwaarden gekoppeld aan het desbetreffende motief.

    Voltijds en halftijds tijdskrediet  

    Zowel de voltijds als de deeltijds tewerkgestelde werknemers kunnen het tijdskrediet met motief onder de vorm van een volledige schorsing van hun arbeidsprestaties (= voltijds tijdskrediet) opnemen.

    De opname van een halftijds tijdskrediet is enkel mogelijk voor de werknemers die ten minste 3/4de van een voltijdse betrekking in de onderneming tewerkgesteld zijn gedurende de twaalf maanden die hun schriftelijke aanvraag vooraf gaan.

    Voor de opname van een voltijds of halftijds tijdskrediet met motief moet ook voldaan zijn aan de anciënniteitsvoorwaarde en de specifieke voorwaarden gekoppeld aan het desbetreffende motief. 

    Noodzaak van een collectieve arbeidsovereenkomst 

    Slechts indien de sector of onderneming hierover een collectieve arbeidsovereenkomst heeft afgesloten kunnen de werknemers een voltijds of halftijds tijdskrediet met motief opnemen:

    • voor de zorg van hun kind tot de leeftijd van 8 jaar;
    • voor het verlenen van palliatieve verzorging;
    • voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een zwaar ziek gezins- of familielid;
    • voor het volgen van een opleiding.

    Het recht op voltijds en halftijds tijdskrediet voor deze motieven moet dus eerst worden geopend via een collectieve arbeidsovereenkomst.

    OPGELET  

    Voor de opname van een voltijds of halftijds tijdskrediet voor de zorg voor zijn kind met een handicap tot de leeftijd van 21 jaar en het verlenen van bijstand of verzorging aan zijn minderjarig zwaar ziek kind of aan een minderjarig zwaar ziek kind dat gezinslid is er daarentegen geen sector- of ondernemingscao vereist.     

    1/5de tijdskrediet 

    De werknemers die aanspraak maken op een tijdskrediet met motief kunnen in dit kader hun arbeidsprestaties met 1/5de verminderen voor zover ze:

    Voor de opname van een 1/5de tijdskrediet met motief moet daarnaast voldaan zijn aan de anciënniteitsvoorwaarde en de specifieke voorwaarden gekoppeld aan het desbetreffende motief.

    Voor de uitoefening van een 1/5de tijdskrediet (ongeacht het motief) is er geen sector- of ondernemingscao nodig.

     Gewoonlijke tewerkstelling in een vijfdagenweek (of meer) 

    Het 1/5de tijdskrediet kan slechts worden uitgeoefend door de werknemers die gewoonlijk tewerkgesteld zijn in een arbeidsregeling gespreid over vijf dagen of meer. Dit betekent dat het 1/5de tijdskrediet slechts mogelijk is voor werknemers die gewoonlijk minstens in een vijfdagenweek werken.

    Voorbeeld: 

    Een voltijdse werknemer die in een vierdagenweek werkt, voldoet niet aan de voorwaarde van een gewoonlijke tewerkstelling in een arbeidsregeling gespreid over vijf dagen of meer. Deze werknemer zal geen 1/5de tijdskrediet met motief kunnen opnemen.  

    Verplichte spreiding en gelijkwaardige regeling 

    De vermindering van de arbeidsprestaties met 1/5de kan slechts worden opgenomen in twee vormen, zijnde één volledige dag op weekbasis of twee halve dagen op weekbasis.

    Onder bepaalde voorwaarden is het wel mogelijk om een andere uitoefening van het recht op 1/5de tijdskrediet vast te leggen dan die ten belope van een dag of twee halve dagen per week.

    Voor de werknemers die gewoonlijk tewerkgesteld zijn in ploegen of cycli in een arbeidsregeling gespreid over vijf dagen of meer, bepaalt het paritair comité of de onderneming namelijk bij collectieve arbeidsovereenkomst de nadere regels voor het organiseren van het recht op loopbaanvermindering ten belope van een dag of twee halve dagen per week of een gelijkwaardige regeling.

    Daarnaast kan voor de werknemers die gewoonlijk tewerkgesteld zijn in een arbeidsregeling gespreid over vijf dagen of meer (waaronder diegene in ploegen of cycli) voor het organiseren van het 1/5de tijdskrediet een andere gelijkwaardige regeling over een periode van maximum 12 maanden worden vastgesteld:

    • bij collectieve arbeidsovereenkomst op sector- of ondernemingsniveau;
    • of ingeval er geen vakbondsafvaardiging in de onderneming aanwezig is, bij arbeidsreglement en mits daarover een schriftelijk akkoord wordt gesloten tussen de werknemer en de werkgever.

    1/5de tijdskrediet ingeval van 2 deeltijdse arbeidsovereenkomsten bij 2 werkgevers 

    Ook de werknemer die twee deeltijdse arbeidsovereenkomsten combineert bij 2 werkgevers kan onder bepaalde voorwaarden een 1/5de tijdskrediet met motief opnemen (mits de voorwaarden hiervoor vervuld zijn) voor zover de som van zijn tewerkstellingsbreuken bij beide werkgevers in totaal minstens een voltijdse betrekking omvat en mits toestemming van de werkgever(s) waar het 1/5de tijdskrediet zal worden uitgeoefend.

    Om de 1/5de vermindering te bepalen, wordt rekening gehouden met de voltijdse arbeidsduur bij de werkgever waar het tijdskrediet wordt opgenomen.

    Het 1/5de tijdskrediet kan proportioneel worden genomen bij elk van de 2 werkgevers op voorwaarde dat de aanvang en de duurtijd van beide loopbaanverminderingen identiek is en samen een 1/5de loopbaanvermindering vormt.   

    Aanrekening van het verleden   

    De cao nr. 103 voorziet momenteel in een recht op tijdskrediet met motief tot maximum 51 maanden voor de zorgmotieven en tot maximaal 36 maanden voor het motief opleiding. Samen mogen de periodes van tijdskrediet met een zorgmotief en met motief opleiding niet meer dan 51 maanden bedragen.

    Om te bepalen over hoeveel maanden tijdskrediet met motief een werknemer momenteel nog kan beschikken, moeten echter bepaalde periodes van loopbaanonderbreking en tijdskrediet die in het verleden werden opgenomen, worden afgetrokken van de maximumduur van 51 en 36 maanden.

    Via de onlinetoepassing Break@work kan de werknemer het krediet berekenen waarop hij nog aanspraak kan maken. Break@work is terug te vinden in de rubriek ‘burger’ van de portaalsite van de sociale zekerheid. Er is ook meer informatie beschikbaar in de rubriek 'Online diensten' van die site.

     Opgelet ! 

    De thematische verloven staan volledig los van het stelsel van tijdskrediet. De periodes genomen in het kader een thematische verlof (ouderschapsverlof, palliatief verlof of medische bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid worden dus niet in mindering gebracht van het tijdskrediet met motief. 

    Berekening krediet tijdskrediet met motief 

    Met uitzondering van de eerste 12 maanden van het tijdskrediet of loopbaanonderbreking zonder motief dat al werd genomen in voltijdse equivalenten, moeten op de maximumduur van 51 en 36 maanden chronologisch in mindering worden gebracht, de perioden van schorsing of vermindering van de arbeidsprestaties:

    • ingevolge de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;
    • ingevolge de artikelen 3 en 6 van de cao nr. 77bis, d.i. de vroegere regeling inzake tijdskrediet (m.n. het voltijds, halftijds en 1/5de tijdskrediet in het algemeen stelsel voorzien in de cao nr. 77bis);
    • in het kader van het tijdskrediet zonder motief dat tot 31 maart 2017 bestond (art. 3 van de cao nr. 103 zoals van toepassing voor de inwerkingtreding van de cao nr. 103ter);
    • in het kader van het tijdskrediet met motief (art. 4 van de cao nr. 103).

    Daarbij worden periodes van schorsing of vermindering van de arbeidsprestaties zonder motief proportioneel verrekend. Periodes van schorsing of vermindering met motief worden verrekend in kalendermaanden.

    De neutralisatie van de eerste twaalf maanden van het tijdskrediet zonder motief dat al werd opgenomen in voltijdse equivalenten heeft tot gevolg dat een werknemer die in het verleden al maximum 12 maanden loopbaanonderbreking of tijdskrediet zonder motief in voltijdse equivalenten heeft genomen, zijn volledige recht op tijdskrediet van 51 voor de zorgmotieven en 36 maanden voor het motief opleiding behoudt. Alle periodes die de werknemer heeft genomen bovenop de geneutraliseerde periode worden wel aangerekend.

    Voorbeeld: 

    Een werknemer heeft in het verleden twaalf maanden voltijds tijdskrediet op grond van artikel 3 van de cao nr. 77bis (d.i. de vroegere regeling inzake tijdskrediet) opgenomen met motief voor de zorg van zijn kind opgenomen. Dit betekent dat hij op vandaag nog een krediet van 39 maanden voor de zorgmotieven of van 24 maanden voor het motief opleiding heeft.