Sluiting van ondernemingen

Op deze pagina

    Inleiding

    De wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen (verder: Sluitingswet) regelt enerzijds sommige verplichtingen uit hoofde van de werkgevers in geval van sluiting van een onderneming en bepaalt anderzijds de verschillende opdrachten van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, hierna "Sluitingsfonds" genoemd.

    In geval van sluiting van zijn onderneming, is de werkgever gehouden tot:

    • voorafgaandelijk bepaalde informatie aan de betrokken werknemers verstrekken, evenals aan de belanghebbende overheden en organisaties, overeenkomstig de methoden die werden bepaald bij sectoriële collectieve arbeidsovereenkomst of bij gebrek hieraan, bij koninklijk besluit;
    • een bijzondere ontslagvergoeding ("sluitingsvergoeding" genoemd) betalen aan de door deze sluiting getroffen werknemers.

    Onder bepaalde voorwaarden en binnen bepaalde grenzen, kan het Sluitingsfonds gehouden zijn tot het waarborgen van verplichtingen. Dit is in het geval de werkgever in gebreke blijft om zijn verplichtingen na te komen naar aanleiding van de sluiting van een onderneming, in geval van overdracht van onderneming gerealiseerd in het kader van een gerechtelijk akkoord of in geval van overname van het actief van een onderneming die failliet werd verklaard.

    De wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen heeft de waarborg van het Sluitingsfonds wanneer de werkgever in gebreke blijft uitgebreid tot werknemers van ondernemingen zonder handels- of industriële activiteit (non-profit sector) en van beoefenaars van vrije beroepen. Deze waarborg van het fonds heeft betrekking op contractuele vergoedingen (achterstallige lonen, opzeggingsvergoedingen, eindejaarspremies, …) en aanvullende vergoedingen voor brugpensioen. Deze waarborg is slechts van toepassing vanaf 1 oktober 2007.

    Het Fonds heeft tenslotte eveneens een aantal specifieke taken zoals bijvoorbeeld in het kader van tijdelijke werkloosheid of in geval van overmacht.

    Toepassingsgebied

    De wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen beoogt meerdere omstandigheden: 

    • de sluiting van een onderneming;
    • de overname van activa na faillissement.

    Sluiting van een onderneming

    Het begrip onderneming

    Onder onderneming dient niet de juridische entiteit begrepen te worden maar wel de technische bedrijfseenheid zoals bedoeld in de wetgeving met betrekking tot de ondernemingsraden (art. 14 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven). Elke afdeling van een onderneming wordt hiermee gelijkgesteld.

    Voortaan is de Sluitingswet eveneens van toepassing op ondernemingen zonder handels- of industriële finaliteit (non-profit sector): het betreft de technische bedrijfseenheden in hierboven vermelde zin die één van de volgende vormen aannemen:

    • de vereniging zonder winstoogmerk;
    • de internationale vereniging zonder winstoogmerk;
    • de instelling of stichting van openbaar nut;
    • de feitelijke vereniging, voor zover het gaat om ondernemingen zonder handels- of industriële finaliteit;
    • de vennootschap met een sociaal oogmerk waarvan de statuten bepalen dat de vennoten geen enkel vermogensvoordeel nastreven;
    • de ziekenfondsen of landsbonden van ziekenfondsen;
    • de beroepsverenigingen.

    De beoefenaars van vrije beroepen worden voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met ondernemingen zonder handels- of industriële finaliteit.

    Het begrip sluiting

    Er is een sluiting van onderneming (of van een afdeling ervan) wanneer cumulatief aan twee voorwaarden is voldaan:

    • de definitieve stopzetting van de hoofdactiviteit van een onderneming of van een afdeling ervan (vrijwillige stopzetting of naar aanleiding van een faillissement);
       
    • het aantal werknemers tewerkgesteld binnen de onderneming dient terug te vallen op minder dan een vierde van de werknemers (25 %) dat er gemiddeld was tewerkgesteld in de loop van de vier trimesters die het trimester voorafgaan gedurende hetwelk de definitieve stopzetting van de hoofdactiviteit van de onderneming heeft plaatsgehad.

    Gelijkstellingen

    Onder bepaalde voorwaarden, kan het Beheerscomité van het Sluitingsfonds de verplaatsing van de exploitatiezetel of de fusie van de onderneming of de herstructurering van een onderneming gelijkstellen met een sluiting van een onderneming.

    Sluitingsdatum

    De sluiting wordt geacht in te gaan op de eerste dag van de maand die volgt op die waarin het aantal werknemers gedaald is tot onder een vierde van de werknemers dat er gemiddeld was tewerkgesteld in de loop van de vier trimesters die het trimester voorafgaan gedurende hetwelk de definitieve stopzetting van de hoofdactiviteit van de onderneming heeft plaatsgehad.

    Overname van activa na een faillissement

    Principe

    Om te kunnen spreken van een overname van activa na faillissement in de zin van de Sluitingswet moet die op een overname van activa plaatsvinden binnen een termijn van 2 maanden vanaf de datum van het faillissement.

    Deze termijn kan worden verlengd met twee maanden indien bij het verstrijken van deze termijn:

    • de curator aan het Sluitingsfonds schriftelijk bevestigt dat er nog lopende onderhandelingen zijn met een kandidaat-overnemer, of
    • de curator nagelaten heeft bepaalde inlichtingen betreffende de kandidaat-overnemer mee te delen aan het Sluitingsfonds.

    Deze bijkomende termijn kan nog verlengd worden met twee maanden indien de curator bij het verstrijken deze tweede termijn aan het Sluitingsfonds schriftelijk bevestigt dat er nog lopende onderhandelingen zijn met een kandidaat-overnemer. 

    Het begrip "overname van activa"

    Men verstaat onder overname van activa:

    • hetzij de vestiging van een zakelijk recht op het geheel of een deel van de activa van een failliete onderneming met het verderzetten van de hoofdactiviteit van de onderneming of van een afdeling ervan;
       
    • hetzij de verderzetting van de hoofdactiviteit van de onderneming of van een afdeling ervan door een werkgever die niet het geheel of een deel van de activa van de failliete onderneming heeft overgenomen; het is niet van belang of de hoofdactiviteit van de onderneming wordt verdergezet met werknemers die opnieuw werden aangeworven door de werkgever die de activa heeft overgenomen of door derden. Hierdoor worden ook "driehoeksrelaties" beoogd waardoor werknemers die worden overgenomen door een andere werkgever dan de werkgever die de activa heeft overgenomen, eveneens zouden worden beschouwd als overgenomen (zie volgend punt "overname van personeel").

    De datum van de overname van de activa wordt bepaald door het Beheerscomité van het Sluitingsfonds, dit teneinde een vaste datum te hebben.

    Overname van personeel

    De werknemers worden beschouwd als overgenomen werknemers wanneer ze worden aangeworven door de overnemer die de activa heeft overgenomen:

    • na het faillissement maar voordat de overname van de activa plaatsvindt;
    • hetzij op het ogenblik van de overname van de activa;
    • of binnen een termijn van 4 maanden na de overname van de activa.

    Bij opeenvolgende overnames van het geheel of een deel van de activa, loopt deze termijn van 4 maanden voor de overname van personeel vanaf de laatste overname van de activa.

    Wanneer verschillende delen van de activa op verschillende ogenblikken werden overgenomen, begint deze termijn van 4 maanden te lopen, voor elke deel van de activa, vanaf het ogenblik van zijn overname en niet vanaf de overname van het laatste deel van de activa.

    De werknemers die niet worden overgenomen in geval van overname van de activa zijn a contrario diegenen die ontslagen zijn naar aanleiding van het faillissement en die niet werden overgenomen door de nieuwe werkgever (de overnemer) tijdens de overname van de activa of binnen een termijn van 4 maanden na de overname van de activa.

    Overgang krachtens overeenkomst gevolgd door een sluiting 

    De wet van 26 juni 2002 bevat geen specifieke bepaling die betrekking heeft op de hypothese van een sluiting na een conventionele overdracht gezien deze sluiting niet verschilt van een klassieke sluiting.

    De naar aanleiding van de overdracht overgedragen werknemers genieten bij de overnemer van de bescherming die wordt geboden door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 32bis van 7 juni 1985 betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij wijziging van werkgever ingevolge de overgang van ondernemingen krachtens overeenkomst en tot regeling van de werknemers die overgenomen worden bij overname van activa na faillissement.

    Op de niet overgedragen werknemers, die het slachtoffer zijn van de sluiting van de overblijvende onderneming of van het niet overgedragen gedeelte van de onderneming, zijn de gewone regels inzake sluiting van onderneming van toepassing zoals voorzien door de wet van 26 juni 2002.

    Transnationale situaties

    De wet van 26 juni 2002 is van toepassing wanneer de onderneming (d.w.z. de technische bedrijfseenheid) zich op het Belgisch grondgebied bevindt.

    Bij de omzetting van de richtlijn 2002/74/EG  (Richtlijn 2002/74/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot wijziging van Richtlijn 80/987/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzaken de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever) heeft de wet van 26 juni 2002 voorzien dat het Sluitingsfonds voortaan gehouden is tussen te komen voor een werknemer die verbonden is met een onderneming (juridische entiteit) die gevestigd is op het grondgebied van een lidstaat die aan voormelde richtlijn is onderworpen en die zijn werk gewoonlijk uitoefent of uitoefende in België.

    Wanneer een onderneming (juridische entiteit) zich bevindt op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte insolvabel wordt verklaard in het kader van een insolventieprocedure in de zin van de richtlijn, betaalt het Sluitingsfonds, wanneer de werkgever in gebreke blijft, de contractuele schulden aan de werknemers die hun werk gewoonlijk uitoefenen of uitoefenden in België.

    Wanneer een onderneming (juridische entiteit) zich bevindt op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte het voorwerp uitmaakt van een overname van activa binnen de voorziene termijn na de datum van het faillissement (zie boven), betaalt het Sluitingsfonds de overbruggingsvergoeding aan de werknemers die hun werk gewoonlijk uitoefenen of uitoefenden in België.

    De werknemers van wie de werkgever dient of diende bij te dragen aan de Belgische sociale zekerheid worden beschouwd als werknemers die hun werk gewoonlijk uitoefenen of uitoefenden in België.

    Uitsluitingen

    De werknemer wordt uitgesloten van het voordeel van de wet van 25 juni 2002 wanneer hij is veroordeeld door een in kracht van gewijsde getreden strafrechtelijke uitspraak wegens een strafbaar feit inzake het beheer van onderneming die gesloten wordt.

    Verplichting tot voorafgaande informatie

    De verplichting tot het verstrekken van voorafgaande informatie in geval van sluiting van de onderneming, zoals bedoeld in de wet van 26 juni 2002, is van toepassing op ondernemingen (of afdeling) die gemiddeld ten minste 20 werknemers tewerkstelden in de loop van de 4 trimesters die het trimester voorafgaan gedurende hetwelk de definitieve stopzetting van de hoofdactiviteit van de onderneming heeft plaatsgehad.

    Deze verplichting is niet van toepassing op ondernemingen zonder handels- of industriële finaliteit, noch op de beoefenaars van vrije beroepen.

    De paritaire comités leggen de methodes vast volgens dewelke deze voorafgaande informatie moet worden meegedeeld.

    Is er geen collectieve arbeidsovereenkomst, dan moet de werkgever die zijn onderneming wil sluiten, dit onverwijld meedelen aan:

    • de werknemers, door aanplakking van een gedateerd en ondertekend bericht op een goed zichtbare plaats in de lokalen van de onderneming;
    • de ondernemingsraad of bij ontstentenis, de vakbondsafvaardiging van het personeel;
    • de hierna vermelde overheden:
       
      • de Voorzitter van het directiecomité van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, met vermelding van het of de paritaire comité(s) of subcomité(s) waaronder de betrokken onderneming ressorteert;
      • de gewestelijke Minister die de werkgelegenheid onder zijn bevoegdheden heeft;
      • de gewestelijke Minister die de economie onder zijn bevoegdheden heeft. 

    Deze informatie bevat:

    • de naam en het adres van de onderneming;
    • de aard van de activiteit van de onderneming of van de afdeling van de onderneming;
    • de vermoedelijke datum van de stopzetting van de hoofdactiviteit;
    • de volledige lijst van het personeel dat op de datum van de informatie in de onderneming of de afdeling van de onderneming wordt tewerkgesteld.

    Procedure en formulier 

    De sluitingsvergoeding

    In het geval van sluiting van de onderneming moet de werkgever een forfaitaire vergoeding betalen, sluitingsvergoeding genaamd. Deze wordt berekend in functie van de leeftijd en anciënniteit van de werknemer in de onderneming.

    Deze sluitingsvergoeding komt bovenop de "klassieke" verbrekingsvergoedingen.

    Zo een werkgever in gebreke blijft, kan het Sluitingsfonds tussenbeide komen voor de betaling van de sluitingsvergoeding (zie infra onder Opdrachten van het Sluitingsfonds). Het Sluitingsfonds kan het bedrag recupereren bij de werkgever.

    Welke ondernemingen worden beoogd?

    Deze verplichting is van toepassing op ondernemingen die gemiddeld ten minste 20 werknemers tewerkstelden in de loop van de 4 trimesters die voorafgaan aan het trimester waarin de definitieve stopzetting van de hoofdactiviteit van de onderneming heeft plaatsgevonden.

    Ook ondernemingen, die gemiddeld tussen 5 en 19 werknemers hebben tewerkgesteld in de loop van de 4 trimesters die voorafgaan aan het trimester waarin de definitieve stopzetting van de hoofdactiviteit van de onderneming heeft plaatsgevonden vallen onder deze verplichting voor zover dat:

    • de onderneming failliet werd verklaard;
    • en de datum van de sluiting valt na de datum van het faillissement.

    Ter herinnering: de sluitingsvergoeding is niet verschuldigd aan werknemers tewerkgesteld in ondernemingen zonder handels- of industriële finaliteit, of door beoefenaars van vrije beroepen. 

    Voorwaarden voor de toekenning van een sluitingsvergoeding

    De werknemer, die wordt ontslagen ten gevolge van de sluiting van zijn onderneming, heeft recht op een sluitingsvergoeding voor zover hij aan volgende voorwaarden voldoet:

    • verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur;
    • een anciënniteit hebben van ten minste 1 jaar in de onderneming (aan de anciënniteitsvoorwaarde moet zijn voldaan de dag waarop de opzeggingstermijn begint te lopen of, bij verbreking zonder opzegging, op de dag dat de arbeidsovereenkomst wordt verbroken);
      Voor de berekening van de anciënniteit in de onderneming moet men rekening houden met de periode gedurende dewelke de werknemer zonder onderbreking in dienst van dezelfde onderneming is gebleven evenals met de periodes van onvrijwillige werkloosheid, onmiddellijk voorafgegaan en gevolgd door een periode van tewerkstelling in dezelfde onderneming. De periodes van tewerkstelling bij een andere werkgever worden gelijkgesteld met arbeidsperiodes bij zijn werkgever op voorwaarde dat de werknemer deze betrekking heeft aanvaard om aan de werkloosheid te ontsnappen en dat hij vervolgens bij zijn eerste werkgever teruggekeerd is.
    • niet ontslagen zijn om dringende redenen;
    • ontslagen zijn door de werkgever of ontslag genomen hebben wegens feiten die in hoofde van de werkgever een dringende reden uitmaken: 
    • hetzij tijdens de periode van 12 maanden (arbeiders) of 18 maanden (bedienden) die voorafgaan aan de sluitingsdatum;
    • hetzij op de datum van de sluiting van de onderneming of op de datum van de verplaatsing van de exploitatiezetel of van de fusie van de onderneming;
    • hetzij in de periode van 12 maanden die volgt op deze data (deze laatste termijn wordt op 3 jaar gebracht voor werknemers die aan de vereffeningswerkzaamheden van de onderneming deelnemen);
      N.B.: de verbreking van de arbeidsovereenkomst heeft plaats op het ogenblik dat de werkgever het ontslag betekent en niet op het ogenblik van de  effectieve stopzetting van de arbeidsrelaties;
    • niet door zijn werkgever of door diens toedoen onmiddellijk in een andere onderneming worden tewerkgesteld met behoud van loon en  anciënniteit; is dit het geval, dan heeft de betrokken werknemer desalniettemin recht op de sluitingsvergoeding wanneer hij door deze nieuwe werkgever binnen een termijn van 6 maanden wordt ontslagen;
    • geen dergelijk schriftelijk aanbod tot tewerkstelling, vergezeld van een schriftelijke verbintenis van de werkgever die hem in dienst wenst te nemen, hebben geweigerd.

    Opmerking: het Beheerscomité van het Sluitingsfonds kan beslissen dat de sluitingsvergoeding eveneens wordt toegekend aan werknemers waarvan de uitvoering van de arbeidsovereenkomst is geschorst op de sluitingsdatum en die hun werk niet kunnen hernemen na deze schorsingsperiode. 

    Uitsluitingen

    Volgende werknemers kunnen geen aanspraak maken op een sluitingsvergoeding:

    • de werknemer die niet voldoet aan de hierboven vermelde voorwaarden (bijvoorbeeld: de werknemer die zijn ontslag geeft);
    • de werknemer die de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
    • de werknemer die voorafgaand of naar aanleiding van de sluiting geniet van de waarborg van het Fonds voor de betaling van een aanvullende vergoeding bij brugpensioen;
    • de werknemer die voldoet aan de voorwaarden om recht te hebben op een overbruggingsvergoeding; deze wordt uitgekeerd aan bepaalde werknemers die worden overgenomen na een overname van de activa van een failliete onderneming en waarvan de betaling ten laste wordt genomen door het Sluitingsfonds (zie verder);

    Bedrag van de sluitingsvergoeding

    De sluitingsvergoeding is samengesteld uit een basisbedrag (berekend op basis van de anciënniteit van de werknemer) en desgevallend een toeslag (berekend op basis van de leeftijd van de werknemer).

    De basisvergoeding bedraagt € 153,80 (op 1 december 2012) per jaar anciënniteit in de onderneming met een maximum van € 3.076.

    Een toeslag die eveneens € 153,80 bedraagt (op 1 december 2012) wordt toegekend aan de werknemer per levensjaar boven de 45 jaar (op voorwaarde dat de werknemer wat deze jaren betreft in dienst was van de onderneming), met een maximum van € 2.922,20.

    Deze bedragen worden geactualiseerd in functie van de schommelingen van de index der consumptieprijzen.

    Betalingstermijn van de sluitingsvergoeding

    De vergoeding wordt door de werkgever betaald:

    • binnen een periode van 15 dagen die volgt op de sluitingsdatum;
    • of binnen een periode van 15 dagen die volgt op de kennisgeving van het ontslag wanneer dit ontslag te situeren is na de sluitingsdatum.

    N.B.: Voor de werknemers waarvan de arbeidsovereenkomst geschorst is, moet de werkgever de sluitingsvergoeding betalen binnen een periode van 15 dagen die volgt op de kennisgeving van de beslissing van het Beheerscomité van het Sluitingsfonds.

    Cumul van de sluitingsvergoeding met andere vergoedingen

    De sluitingsvergoeding kan worden gecumuleerd met:

    • de verbrekingsvergoeding;
    • de uitkeringen voor sociale zekerheid (werkloosheidsuitkeringen, …);
    • de bijzondere ontslagvergoeding verschuldigd in geval van ontslag van beschermde werknemers in het kader van de reglementering betreffende ondernemingsraden en de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen.

    Uitsluitingen

    Zijn uitgesloten:

    • de werknemers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het havenbedrijf;
    • het varend personeel dat ressorteert onder het Paritair Comité voor de zeevisserij;
    • de uitzendkrachten van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren;
    • de werklieden, werksters en leerlingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de diamantnijverheid en -handel.

    Het Sluitingsfonds

    In geval van insolventie van de werkgever, geniet de werknemer van een waarborg door tussenkomst van het Sluitingsfonds ("Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers"). Het Fonds kan vervolgens de uitbetaalde bedragen van de waarborg terugvorderen bij de werkgever.

    Het Sluitingsfonds kan in bepaalde gevallen gehouden zijn tussen te komen in situaties die niet gelieerd zijn aan het in gebreke blijven van de werkgever.

    Het Sluitingsfonds wordt bij wet opgericht bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) en is een overheidsinstelling. Het Fonds heeft rechtspersoonlijkheid en wordt beheerd door een Beheerscomité dat is samengesteld uit leden die zetelen in het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. De administrateur-generaal van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en zijn adjunct zijn belast met het dagelijks bestuur van het Sluitingsfonds.

    De wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen voorziet dat voor de aangelegenheden die uitsluitend betrekking hebben op ondernemingen zonder handels- of industriële finaliteit of op beoefenaars van vrije beroepen, de bevoegdheden van het beheerscomité worden uitgeoefend door een bijzonder comité. Dit comité is paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van representatieve werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties uit beide sectoren.

    Dit bijzonder comité wordt voorgezeten door de voorzitter van het beheerscomité en functioneert volgens dezelfde regels als dit beheerscomité.

    Gezien de specifieke financieringswijzen voor  ondernemingen zonder handels- en industriële finaliteit en de beoefenaars van vrije beroepen, houdt het Fonds een afzonderlijke boekhouding. Geen enkele overdracht kan plaatsvinden tussen de boekhouding die betrekking heeft op ondernemingen met een handels- en industriële activiteit en deze die betrekking heeft op ondernemingen zonder handels- en industriële finaliteit en de beoefenaars van vrije beroepen.

    De opdrachten van het sluitingsfonds

    De sluitingsvergoeding

    Het Sluitingsfonds betaalt de sluitingsvergoeding die verschuldigd is aan een door een sluiting getroffen werknemer indien de werkgever, de curator of vereffenaar deze niet heeft uitbetaald binnen de door de wet bepaalde termijn en dus in het geval van verzuim door de werkgever.

    Ter herinnering, de sluitingsvergoeding is, onder bepaalde voorwaarden verschuldigd aan werknemers tewerkgesteld in ondernemingen die ten minste gemiddeld 20 werknemers hebben tewerkgesteld in de loop van de 4 trimesters die voorafgaan aan het trimester waarin de definitieve stopzetting van de hoofdactiviteit plaatsvindt (zie supra).

    Zij is niet verschuldigd aan werknemers tewerkgesteld in ondernemingen zonder handels- of industriële finaliteit of bij beoefenaars van vrije beroepen. 

    De lonen, vergoedingen en voordelen (contractuele vergoedingen)

    Toepassingsgebied

    In geval van sluiting van de onderneming, waarbij de werkgever zijn geldelijke verplichtingen tegenover zijn werknemers niet nakomt, komt het Fonds tussenbeide  teneinde de betaling van wat gewoonlijke contractuele vergoedingen wordt genoemd, te garanderen. Dit wil zeggen:

    • de lonen verschuldigd krachtens de individuele of collectieve arbeidsovereenkomsten (achterstallige lonen, eindejaarspremies, …);
    • de vergoedingen en voordelen verschuldigd krachtens de wet of krachtens individuele of collectieve arbeidsovereenkomsten (opzeggingsvergoeding, vakantiegeld, ….).

    Het Fonds komt tussenbeide voor:

    • werknemers die getroffen worden door een sluiting al dan niet als gevolg van een conventionele overdracht van onderneming;
    • de werknemers overgenomen door de overnemer die het actief van de failliete onderneming heeft overgenomen (met uitzondering van de verbrekingsvergoeding);
    • voor de werknemers die niet worden overgenomen in geval van overname van de activa na faillissement.

    Opmerking: 

    Deze tussenkomst van het Sluitingsfonds is voortaan eveneens voorzien voor de werknemers die tewerkgesteld zijn bij ondernemingen zonder handels- of industriële finaliteit (non-profit sector) en bij beoefenaars van vrije beroepen. 

    Voorwaarden voor tussenkomst van het Sluitingsfonds

    Wat de onderneming betreft 

    Het Sluitingsfonds komt slechts tussen wanneer de werkgever zijn geldelijke verplichtingen ten aanzien van zijn werknemers niet nakomt.

    Het Sluitingsfonds gaat over tot tussenkomst ongeacht het aantal werknemers dat in de onderneming is tewerkgesteld. Deze tussenkomst is aldus niet afhankelijk van een minimumdrempel van tewerkgestelde werknemers.

    Wat de werknemer betreft 

    De werknemer dient geen minimumanciënniteit te hebben om recht te hebben op een waarborg van het Sluitingsfonds. Anderzijds  is het evenmin van belang of de arbeidsovereenkomst al dan niet voor onbepaalde duur is gesloten. Er wordt evenmin een onderscheid gemaakt naargelang wie het initiatief heeft genomen om de overeenkomst te verbreken, de werkgever dan wel de werknemer.

    De overeenkomst dient evenwel een einde te hebben genomen:

    • hetzij binnen 13 maanden die aan de sluitingsdatum van de onderneming voorafgaan; voor de werknemers die de verjaring ten aanzien van hun werkgever hebben gestuit door middel van een aangetekende ingebrekestelling met ontvangstbewijs wordt de termijn van 13 maanden op 25 maanden gebracht; 
    • hetzij, op de sluitingsdatum van de onderneming;
    • hetzij binnen 12 maanden die volgen op voormelde data; voor de werknemers die deelnemen aan de vereffeningswerkzaamheden van die onderneming, wordt de termijn van 12 maanden op 3 jaar gebracht.

    Wat de toepassing van deze termijnen betreft, dient er rekening te houden met de datum waarop de overeenkomst werd beëindigd (en dus niet met de datum waarop de opzegging werd betekend).

    Voormelde termijnen zijn niet van toepassing op ontslagen werknemers:

    • op wie de betaling van de opzeggingsvergoeding in maandtermijnen overeenkomstig artikel 39bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing is;
    • die recht hebben op de aanvullende vergoeding bij brugpensioen;
    • die het voordeel genieten van een beslissing uitgesproken na verloop van een gerechtelijke procedure, die vóór de sluiting geldig werd ingeleid, en dit voor de bedragen die voortvloeien uit deze beslissing.

    De werknemer moet zijn vergoedingsaanvraag indienen bij het Sluitingsfonds door middel van formulier BC 901A.

    Uitsluitingen

    Worden uitgesloten:

    • de werklieden, werksters en leerlingen van de ondernemingen die behoren tot het ressort van de hieronder geciteerde paritaire comités of paritaire subcomités:
      • het Paritair Subcomité voor de haven van Antwerpen, "Nationaal Paritair Comité der haven van Antwerpen" genaamd, uitsluitend wat de havenarbeiders van het algemeen contingent betreft die worden tewerkgesteld in het kader van een arbeidsovereenkomst gesloten voor bepaalde tijd en die erkend zijn overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 juli 2004 betreffende de erkenning van havenarbeiders in de havengebieden die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 8 juni 1972 betreffende de havenarbeid;
      • het Paritair Subcomité voor de haven van Brussel en Vilvoorde;
      • het Paritair Subcomité voor de haven van Gent;
      • het Paritair Subcomité voor de havens van Oostende en Nieuwpoort;
      • het Paritair Subcomité voor de haven van Zeebrugge-Brugge;
      • het Paritair Subcomité voor de handel in brandstoffen van Oost-Vlaanderen;
      • het Paritair Comité voor de diamantnijverheid en -handel; 
    • de uitzendkrachten van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren.

    Deze uitsluitingen zijn gerechtvaardigd doordat voordelen van dezelfde aard werden toegekend in deze bedrijfstakken door middel van bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten.

    Plafonds

    De reglementering voorziet verschillende plafonds voor iedere betaling die wordt uitgevoerd door het Sluitingsfonds (achterstallige lonen, opzeggingsvergoedingen, vakantiegeld, eindejaarspremie…) wanneer de werkgever in gebreke is.

    • Voor de lonen, de vergoedingen en de voordelen, met uitzondering van de opzeggingsvergoeding : het bedrag wordt begrensd op 6.750 euro;
    • Voor het vakantiegeld dat aan de bedienden verschuldigd is: het bedrag wordt begrensd op 4.500 euro;
    • Voor de opzeggingsvergoeding: het bedrag wordt begrensd op het bedrag dat wordt bekomen door van het maximumbedrag van 23.000 euro ( vanaf 1 januari 2008: 24.000 euro en vanaf 1 januari 2009 : 25.000 euro) (zie onder) de bedragen van betalingen verricht door het Fonds voor de lonen, de vergoedingen, de voordelen en het vakantiegeld bedoeld in punt 1 en 2 af te trekken.
    • Voor de aanvullende vergoeding bij brugpensioen: het bedrag wordt begrensd op het bedrag dat verschuldigd is krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen;

    Voor de sluitingen die zich voordoen vanaf 1 juli 2022, worden deze specifieke plafonds geschrapt.

    Het maximumbedrag van de betalingen door het Fonds verricht per werknemer en per sluiting van onderneming wordt begrensd op:

    • 23.000 euro voor sluitingen die te situeren zijn tussen 1 april 2007 en 31 december 2007;
    • 24.000 euro voor sluitingen die plaatshebben tussen 1 januari 2008 en 31 december 2008;
    • 25.000 euro voor sluitingen die plaatshebben tussen 1 januari 2009 en 30 juni 2022;
    • 30.500 euro voor sluitingen die plaatshebben vanaf 1 juli 2022.

    Dit maximumbedrag is niet van toepassing op de betaling van de aanvullende vergoeding bij brugpensioen.

    Voorwaarden voor de aanvullende vergoeding bij brugpensioen

    In geval van sluiting van onderneming is het Sluitingsfonds er slechts toe gehouden tussen te komen voor de betaling van de aanvullende vergoeding bij brugpensioen zoals voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, door een sectoriele collectieve arbeidsovereenkomst of door een collectieve arbeidsovereenkomst op niveau van de onderneming, vanaf het moment waarop de begunstigden van deze vergoeding de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt.

    Wanneer de begunstigden deel uitmaken van een onderneming die door de federale Minister van Werk erkend is als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering, betaalt het Fonds de aanvullende vergoeding vanaf het ogenblik dat deze begunstigden de leeftijd bereiken die voorzien is in de collectieve arbeidsovereenkomst die op hen van toepassing is, zonder dat die leeftijd lager mag zijn dan 50 jaar.

    Uitsluitingen 

    Het Fonds moet geen aanvullende vergoeding bij brugpensioen betalen aan werknemers die er recht op hebben krachtens een buiten een paritair orgaan gesloten collectieve arbeidsovereenkomst die neergelegd is bij de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg minder dan 6 maanden vóór de sluiting.

    Het Beheerscomité van het Fonds kan beslissen de aanvullende vergoeding bij brugpensioen toch te betalen wanneer de collectieve arbeidsovereenkomst, ten laatste vóór de neerlegging ervan, ondertekend is door een representatieve werkgeversorganisatie of wanneer ze werd goedgekeurd door de federale Minister van Werk, na eenstemmig advies van de Adviescommissie "brugpensioen".

    Het Fonds moet de aanvullende vergoeding bij brugpensioen niet betalen aan de werknemers die er recht op hebben krachtens een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten buiten een paritair orgaan en ondertekend door de curator van de failliete onderneming of door de vereffenaar in geval van vereffening van de onderneming, en die neergelegd werd bij de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg vanaf de zesde maand die aan de sluiting voorafgaat.

    Plafond 

    Het maximumbedrag van de tussenkomst van het Sluitingsfonds is beperkt tot het bedrag verschuldigd op grond van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen.

    Overbruggingsvergoeding

    Principe

    In geval van overname van activa van een onderneming in faillissement, kent het Sluitingsfonds een vergoeding toe aan de werknemer die weder in dienst werd genomen door de werkgever die deze overname van activa heeft verwezenlijkt. Deze vergoeding is gelijk aan zijn brutoloon voor de periode van inactiviteit gesitueerd tussen de datum van zijn ontslag en de datum van zijn indienstneming door de overnemer.

    Voorwaarden voor de tussenkomst van het Sluitingsfonds

    Op het niveau van de onderneming 

    Voor de tussenkomst van het Sluitingsfonds wordt er geen voorwaarde gesteld met betrekking tot een minimale drempel van tewerkgestelde werknemers.

    De overname van activa moet plaatsvinden binnen een termijn van 2 maanden vanaf de datum van het faillissement.

    Deze termijn kan worden verlengd met twee maanden indien bij het verstrijken van deze termijn:

    • de curator aan het Sluitingsfonds schriftelijk bevestigt dat er nog lopende onderhandelingen zijn met een kandidaat-overnemer, of
    • de curator nagelaten heeft bepaalde inlichtingen betreffende de kandidaat-overnemer mee te delen aan het Sluitingsfonds.

    Deze bijkomende termijn kan nog verlengd worden met twee maanden indien de curator bij het verstrijken deze tweede termijn aan het Sluitingsfonds schriftelijk bevestigt dat er nog lopende onderhandelingen zijn met een kandidaat-overnemer. 

    De uitzendkrachten van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of  diensten leveren, zijn uitgesloten.

    Op het niveau van de werknemer 

    De overbruggingsvergoeding is verschuldigd voor zover de overgenomen werknemers aan de volgende voorwaarden voldoen:

    • verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst op de datum van het faillissement, ofwel ontslagen zijn tijdens de maand die aan deze datum voorafgaat;
       
    • recht hebben op een verbrekingsvergoeding die hen op deze datum niet volledig werd uitbetaald;
       
    • met de werkgever die de activa heeft overgenomen van de failliete onderneming die hen tewerkstelde, een arbeidsovereenkomst gesloten hebben:
       
      • hetzij vooraleer deze overname van activa plaatsvond (teneinde ook een overbruggingsvergoeding toe te kennen aan de werknemers die zouden zijn overgenomen tussen de datum van het faillissement en de datum van de overname van activa van de onderneming);
      • hetzij op het ogenblik van deze overname van activa;
      • hetzij binnen een bijkomende termijn van 4 maanden na de overname van de activa. 

    Uitsluitingen

    De overbruggingsvergoeding is niet verschuldigd:

    • voor de periodes gedekt door een verbrekingsvergoeding ontvangen door de werknemer (in geval van gedeeltelijke betaling, heeft de werknemer enkel recht op de overbruggingsvergoeding voor de periode die niet gedekt is door deze verbrekingsvergoeding);
       
    • voor de periodes gedekt door een loon (met inbegrip van het gewaarborgd loon) verschuldigd tijdens de periode van volledige of gedeeltelijke onderbreking van de activiteit van de failliete onderneming of tijdens een deel ervan (krachtens een arbeidsovereenkomst gesloten met de curator of met een werkgever buiten de overname);
       
    • voor de periodes gedekt door sociale zekerheidsuitkeringen (bijvoorbeeld: werkloosheidsuitkeringen in het kader van tijdelijke werkloosheid, mutualiteitsuitkeringen,…).

    Aftrekking

    Wanneer de werknemer niet verbonden is door een arbeidsovereenkomst tijdens de periode van volledige of gedeeltelijke onderbreking van de activiteit van de onderneming of tijdens een deel ervan, kan het Sluitingsfonds op het bedrag van de overbruggingsvergoeding de bedragen inhouden die bij wijze van voorschot werden betaald in toepassing van de wetten betreffende de werkloosheid en de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, en stort het deze, naargelang het geval, door aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening of aan de verzekeringsinstelling van de werknemer.

    Bedrag van de overbruggingsvergoeding

    De overbruggingsvergoeding is gelijk aan het brutoloon dat de werknemer geniet op het ogenblik van de onderbreking van de activiteit en waarvan het bedrag is begrensd.

    Deze vergoeding zal toegekend worden tot een bedrag dat verkregen wordt door van het maximumbedrag van 23.000 euro (24.000 euro vanaf 1 januari 2008), de bedragen af te trekken van betalingen uitgevoerd door het Sluitingsfonds voor lonen, vergoedingen en voordelen (contractuele vergoedingen – maximum : 6.750 euro) evenals voor vakantiegeld, inbegrepen het vakantiegeld dat verschuldigd is voor de overbruggingsvergoeding (maximum: 4.500 euro).

    Wanneer het Sluitingsfonds tussenkomt voor de lonen, vergoedingen en voordelen (contractuele vergoedingen) evenals voor de overbruggingsvergoeding, mag het maximumbedrag van de betalingen verricht door het Fonds 23.000 euro niet overschrijden (24.000 euro vanaf 1 januari 2008).

    Aanvullende vergoeding bij brugpensioen

    Principe

    De werknemer die recht heeft op een aanvullende vergoeding bij brugpensioen op basis van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, of op basis van een andere collectieve arbeidsovereenkomst, kan aan het Fonds waarborg vragen voor de betaling van deze vergoeding:

    • hetzij buiten het geval van een sluiting van onderneming indien de werkgever in gebreke blijft te betalen;
    • hetzij indien hij als werknemer terug is beginnen werken vanaf 50 jaar en ontslagen wordt.

    Deze tussenkomst van het Sluitingsfonds wordt voortaan ook voorzien voor de werknemers tewerkgesteld in de non-profit sector en door uitoefenaars van vrije beroepen.

    Voorwaarden

    Het Sluitingsfonds komt pas tussen vanaf het ogenblik waarop de begunstigden van deze vergoeding de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt. Indien de begunstigden echter afkomstig zijn uit een onderneming die door de federale Minister van Werk is erkend als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering, betaalt het Fonds de aanvullende vergoeding bij brugpensioen vanaf het ogenblik dat zij de leeftijd hebben bereikt die is voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst die op hen van toepassing is, zonder evenwel lager te mogen zijn dan 50 jaar.

    Om recht te hebben op deze vergoeding moet de werknemer een aanvraagformulier (BC 901 C) indienen bij het Sluitingsfonds.

    Bijzondere voorwaarden voor de bejaarde werknemers

    Buiten het geval van een sluiting van onderneming en zonder dat de werkgever in gebreke blijft te betalen, is het Sluitingsfonds ermee belast de aanvullende vergoeding bij brugpensioen te betalen aan de werknemers die:

    • in dienst zijn genomen door de werkgever sinds de leeftijd van 50 jaar (voor zover hun indienstneming niet plaatsvindt binnen 2 jaar volgend op een voorgaande dienstperiode bij dezelfde werkgever of bij een onderneming die deel uitmaakt van dezelfde groep als de onderneming);
    • ingeschreven zijn in de onderneming via het systeem van onmiddellijke aangifte van tewerkstelling (DIMONA);
    • één jaar anciënniteit in de onderneming tellen op het ogenblik van hun ontslag.

    Niettemin betaalt het Sluitingsfonds de aanvullende vergoeding bij brugpensioen slechts vanaf de eerste dag die volgt op deze waarop de begunstigde van deze vergoeding de leeftijd van 60 jaar bereikt.

    In geval van overmacht

    In geval van overmacht neemt de arbeidsovereenkomst een einde zonder opzegging of vergoeding (artikel 32, 5° van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten).

    Teneinde de sociale gevolgen van een definitieve sluiting wegens overmacht te verzachten, moet het Sluitingsfonds aan de werknemers wier arbeidsovereenkomst een einde heeft genomen wegens de definitieve onmogelijkheid om deze overeenkomst verder uit te voeren ten gevolge van deze sluiting, de contractuele vergoedingen (met inbegrip van de verbrekingsvergoeding) betalen die hen door hun werkgever verschuldigd zouden zijn geweest indien zij door hem zouden zijn ontslagen.

    Om te kunnen genieten van deze tussenkomst, moet het Beheerscomité van het Sluitingsfonds vooraf het geval van overmacht erkennen. Deze erkenning is mogelijk voor zover de volgende criteria zijn vervuld:

    • de onderneming moet getroffen worden door een geval van overmacht, dat wil zeggen een plotse, onvoorzienbare en onweerstaanbare gebeurtenis, die volledig onafhankelijk is van de wil van de werkgever en die de uitvoering van de arbeidsovereenkomst definitief onmogelijk maakt;
    • de overmacht moet de sluiting van de onderneming in hoger staande zin tot gevolg hebben;
    • de hoofdactiviteit van de onderneming of van de afdeling ervan mag niet binnen een jaar na de stopzetting van deze activiteit in dezelfde socio-economische regio worden hervat.

    Bijkomende vergoeding verschuldigd aan sommige beschermde werknemers

    In geval van verzuim vanwege de werkgever, betaalt het Sluitingsfonds een vergoeding bijkomend aan de werkloosheidsuitkeringen, die aan een personeelsafgevaardigde of aan een kandidaat-personeelsafgevaardigde een inkomen verzekert dat gelijk is aan zijn nettoloon, indien de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst is geschorst gedurende de periode van de juridische procedure tot betwisting van het ontslag om dringende reden, op basis van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden.

    Tijdelijke werkloosheid

    Het Sluitingsfonds is belast met de financiering van een deel van de kost van de tijdelijke werkloosheid ten laste van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening in geval van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden ingevolge technische stoornis, slecht weder of gebrek aan werk wegens economische oorzaken alsook in geval van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor bedienden ingevolge gebrek aan werk wegens economische oorzaken.

    Uitbetalingen door het Sluitingsfonds

    Termijnen 

    Het Sluitingsfonds moet tot uitbetaling zijn overgegaan binnen 3 maanden vanaf de dag waarop de volgende voorwaarden vervuld zijn:

    • positieve beslissing van het Beheerscomité van het Sluitingsfonds op het niveau van de onderneming (hiertoe moet het volledige dossier van de onderneming in het bezit zijn van het Sluitingsfonds);
    • het volledige individuele dossier van de werknemer is in het bezit van het Sluitingsfonds.

    Wat betreft de aanvullende vergoeding bij brugpensioen (punt D), moet de uitbetaling gebeurd zijn binnen 60 dagen vanaf de dag waarop het volledig dossier van de werknemer in het bezit is van het Sluitingsfonds.

    Onder volledig dossier van de onderneming, verstaat men het dossier dat alle noodzakelijke informatie bevat om het Beheerscomité van het Sluitingsfonds toe te laten een beslissing te nemen betreffende de toepasselijkheid van de wet, meer bepaald alle gegevens inzake de identificatie, de aard van de ondernemingsactiviteiten, de levensloop van de onderneming, desgevallend met inbegrip van de gegevens over de overname van activa van de onderneming en de overgang krachtens overeenkomst, evenals de identificatie en de tewerkstellingsgegevens van de werknemers.

    Onder volledig individueel dossier van de werknemer, verstaat men het dossier dat aan het Sluitingsfonds toelaat om de beslissing van het Beheerscomité over de rechten van de werknemers uit te voeren:

    • voor de sluitingsvergoeding: identificatie van de werknemers, duur van de tewerkstelling bij de werkgever, aard en wijze van beëindiging van de arbeidsovereenkomst;
    • voor de overige vergoedingen: het verzoek van de werknemer tot tussenkomst van het Sluitingsfonds aan de hand van de gegevens en bewijsstukken zoals gevraagd op het aanvraagformulier.

    Verwijlintresten zijn van rechtswege verschuldigd vanaf de dag volgend op de laatste dag waarop de uitbetaling had moeten zijn verricht, en dit op het nettobedrag.

    Plafonds 

    Voor elke tussenkomst van het Sluitingsfonds werden maximumbedragen voorzien.

    Het totale maximumbedrag van de betalingen verricht door het Sluitingsfonds mag niet hoger zijn dan 22.310,42 euro per werknemer en per sluiting van onderneming.

    Inhoudingen 

    Bij de uitbetalingen doet het Sluitingsfonds de inhoudingen die krachtens de belastings- en sociale wetgeving zijn opgelegd en stort het de ingehouden sommen door aan de betreffende instellingen.

    Deze inhoudingen betreffen hoofdzakelijk:

    • de bedrijfsvoorheffing;
    • de werkgeversbijdragen aan de RSZ;
    • de werknemersbijdragen aan de RSZ.

    Onverschuldigde betaling

    De bovenvermelde betalingen worden soms verricht aan de werknemer terwijl deze hier, geheel of gedeeltelijk, geen recht op heeft; Men spreekt dan van onverschuldigde betaling. Het Sluitingsfonds kan van de werknemer de terugbetaling eisen van de bedragen welke hem onverschuldigd werden uitbetaald binnen bepaalde termijnen vastgelegd als volgt:

    • in beginsel binnen de 3 jaren volgend op de datum waarop het Sluitingsfonds de betaling heeft uitgevoerd;
    • binnen de 6 maanden volgend op deze datum waarop het Sluitingsfonds de betaling heeft uitgevoerd wanneer deze enkel het gevolg is van een vergissing van het Fonds waarvan de werknemer zich normaal rekenschap kon geven;
    • binnen de 5 jaren volgend op de datum waarop het Sluitingsfonds de betaling heeft uitgevoerd wanneer bedrog, kwade trouw of frauduleuze handelingen werden gepleegd door de werknemer.

    De vraag tot terugbetaling welke het Sluitingsfonds richt aan de werknemer die een onverschuldigde betaling heeft ontvangen, is onderworpen aan bepaalde vormvoorwaarden (aangetekende verzending en opgave van bepaalde vermeldingen).

      Inkomsten van het Sluitingsfonds

      Bijdragen 

      De belangrijkste inkomsten van het Sluitingsfonds bestaan uit de opbrengst van de werkgeversbijdragen gestort aan de RSZ en doorgestort aan het Sluitingsfonds.

      Voor het jaar 2022, het bedrag van de bijdragen verschuldigd door de werkgevers aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers is :

      • De basisbedragen voor 2022 zijn :
        • ondernemingen van 20 werknemers en meer : 0,12 %
        • ondernemingen van minder dan 20 werknemers : 0,07 %

      Wat de tijdelijke werkloosheid betreft, is de bijdragevoet vastgesteld aan 0,09 % voor het hele jaar 2022.  

      • Inzake de social profitsector en de vrije beroepen wordt de bijdragevoet voor 2022 vastgesteld op 0,02%  

      Verplichting tot terugbetaling 

      De werkgever is verplicht tot terugbetaling aan het Sluitingsfonds van de sommen die dit laatste heeft gestort als sluitingsvergoeding, contractuele vergoedingen, aanvullende vergoeding bij brugpensioen, overbruggings-vergoeding en vergoedingen verschuldigd aan de beschermde werknemers.

      In geval van overgang van onderneming krachtens overeenkomst in het kader van een gerechtelijk akkoord, is de vervreemder gehouden de contractuele vergoedingen die het Sluitingsfonds heeft betaald, terug te betalen.

      Alternatieve financiering 

      De federale Staat kan bepaalde uitgaven rechtstreeks financieren.