Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)

Op deze pagina

    Worden beschouwd als PBM

    Elk uitrustingsstuk dat bestemd is om door de werknemer te worden gedragen of vastgehouden ter bescherming tegen een of meer gevaren die zijn veiligheid of gezondheid op het werk kunnen bedreigen, alsmede elk accessoire dat voor dat doel is bestemd, met uitzondering van:

    1. gewone werkkleding en uniformen die niet specifiek zijn ontworpen met het oog op de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemer
    2. PBM specifiek voor de militaire, de politie- en de rechtshandhavingsdiensten;
    3. persoonlijke beschermingsmiddelen voor het wegvervoer;
    4. sportuitrusting;
    5. uitrusting voor zelfverdediging of afschrikking;
    6. draagbare apparatuur voor de detectie en waarschuwing van gevaren en hinder.

    Keuze

    Wanneer de aan het werk verbonden risico's niet aan de bron kunnen worden geëlimineerd of voldoende kunnen worden beperkt door maatregelen, methoden of procedures van arbeidsorganisatie of door technische middelen voor collectieve bescherming, moet gebruik worden gemaakt van PBM.

    Alle PBM moeten in alle gevallen

    1. passend zijn voor de te voorkomen risico's, zonder zelf een verhoogd risico te creëren;
    2. voldoen aan de bestaande omstandigheden op de arbeidsplaats;
    3. rekening houden met de ergonomische, comfort- en gezondheidseisen van de werknemer;
    4. geschikt zijn voor de drager, na de nodige aanpassingen.

    Het PBM moet voldoen aan de constructievoorschriften die zijn gespecificeerd in Verordening 2016/425 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen. Indien het ontwerp en de vervaardiging van toevoegingen of accessoires buiten het toepassingsgebied van de EU-wetgeving vallen, zorgt de werkgever ervoor dat deze worden vervaardigd overeenkomstig de meest geschikte en erkende regels van goede praktijk.

    De werkgever bepaalt de omstandigheden waaronder het PBM moet worden gebruikt, rekening houdend met de ernst van de schade, de frequentie van de blootstelling en de duur van de blootstelling aan de gevaren.

    Bij de uitvoering van de risicoanalyse en de vaststelling van de gebruiksvoorwaarden wint de werkgever het advies in van de preventieadviseur die deskundig is op het gebied van de arbeidsveiligheid, alsmede dat van de preventieadviseur/arbeidsarts die belast is met het toezicht op de gezondheid van de werknemers.

    Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen

    PBM mogen alleen worden gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn bestemd en in overeenstemming met de instructies van de fabrikant.

    PBM zijn in beginsel bedoeld voor persoonlijk gebruik.

    De werkgever moet op eigen kosten zorgen voor de verstrekking, het onderhoud, de reiniging, de desinfectie, de reparatie en de tijdige vernieuwing van de PBM.

    Hij ziet erop toe dat de werknemers de PBM doeltreffend en correct gebruiken.

    In principe moeten PBM in het bedrijf blijven of op de plaats waar ze worden gebruikt. Daarom mogen werknemers geen PBM mee naar huis nemen, behalve wanneer de werknemers deel uitmaken van reizende ploegen of tewerkgesteld zijn op plaatsen die zo ver van de onderneming verwijderd zijn dat zij niet regelmatig terugkeren, en op voorwaarde dat het werk waarbij de PBM worden gebruikt geen risico van besmetting of infectie met zich meebrengt.

    Voorlichting en opleiding van werknemers

    De werkgever neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de werknemers beschikken over voldoende informatie en instructies betreffende de op het werk gebruikte PBM.

    Deze informatie en instructies moeten schriftelijk worden vastgelegd en begrijpelijk zijn voor de betrokken werknemers.

    De algemene bijsluiter moet alle relevante informatie bevatten over:

    1. de verschillende soorten PBM die in de onderneming of inrichting worden gebruikt of kunnen worden gebruikt;
    2. de risico's waartegen de PBM de werknemer beschermen;
    3. de voorwaarden voor het gebruik van PBM;
    4. de te voorziene abnormale situaties die zich kunnen voordoen;
    5. de conclusies die zijn getrokken uit de ervaring die is opgedaan bij het gebruik van de PBM.

    De handleiding die is opgesteld voor elk type PBM dat in de onderneming wordt gebruikt, bevat nuttige informatie over:

    1. hun werking;
    2. hun wijze van gebruik;
    3. hun inspectie;
    4. onderhoud en opslag;
    5. de vervaldatum.

    De algemene bijsluiter en de handleiding worden zo nodig ingevuld door de preventieadviseur die verantwoordelijk is voor de veiligheid op het werk en door de preventieadviseur/arbeidsarts.

    Zij worden “voor gezien” getekend door de preventieadviseur die verantwoordelijk is voor de leiding van de interne dienst of, in voorkomend geval, door de afdeling van de interne dienst.

    De werkgever zorgt voor opleiding en organiseert, indien nodig, training in het gebruik van PBM.

    Controle

    Elk type PBM

    De werkgever is verplicht de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat een lid van de hiërarchie of een andere werknemer die daartoe een specifiek mandaat heeft gekregen en over de nodige opleiding beschikt, er bij elk gebruik op toeziet dat de PBM steeds voldoen aan de wettelijke voorschriften.

    Indien de complexiteit van de onderzoeken van dien aard is dat zij alleen door een gespecialiseerde persoon kunnen worden uitgevoerd, kan de werkgever voor het verrichten van deze onderzoeken uiteraard een beroep doen op andere gespecialiseerde of bijzonder deskundige diensten of instellingen.

    De onderzoeken worden uitgevoerd overeenkomstig de testinstructies in de handleiding van de fabrikant van de PBM.

    PBM tegen vallen van hoogte

    De PBM tegen vallen van hoogte moeten voldoen aan de in de codex vastgelegde voorwaarden.
    Deze PBM worden op de arbeidsplaats gekeurd door een externe dienst voor technische controle (EDTC), die erkend is voor de keuring van hijs- en hefwerktuigen:

    • Voor vast bevestigde PBM: wanneer het desbetreffende PBM een persoon tijdens een val heeft tegengehouden;
    • Voor niet-permanent bevestigde PBM: ten minste om de 12 maanden en telkens wanneer de PBM in kwestie een persoon tijdens een val heeft tegengehouden.

    De EDTC stelt een verslag op van haar bevindingen.

    In dit verslag staat onder meer dat apparatuur die niet langer voldoende veiligheidskenmerken bezit, buiten bedrijf moet worden gesteld. De controles worden uitgevoerd volgens de controle-instructies die in de handleiding van de fabrikant van de PBM zijn vermeld.

    De werkgever houdt het verslag ter beschikking van de arbeidsinspectie.

    Voor buitenlandse werkgevers kan rekening worden gehouden met organisatiestructuren in het buitenland die gelijkwaardig zijn aan de Belgische structuren. Een buitenlandse werkgever moet dus een beroep doen op een in België erkende EDTC, tenzij hij kan aantonen dat hij een beroep kan doen op een gelijkwaardige dienst die aan dezelfde voorwaarden voldoet als de Belgische en die kan waarborgen dat hij de Belgische wettelijke verplichtingen nakomt.

    Meer informatie

    Meer informatie op deze website: