Preventiediensten

Op deze pagina

    Elke werkgever moet in zijn onderneming of instelling een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk oprichten, met ten minste één preventieadviseur. Indien de werkgever minder dan 20 werknemers in dienst heeft, kan hij deze functie zelf uitoefenen.

    De algemene taak van de interne dienst bestaat erin de werkgever, de leden van de hiërarchie en de werknemers van de onderneming bij te staan bij de toepassing van de regelgeving inzake het welzijn van de werknemers, maar ook bij de uitvoering van preventiemaatregelen en -activiteiten.

    Algemene preventieve opdrachten van de preventiedienst

    De algemene opdrachten van de preventiedienst zijn bv.:

    • deelnemen aan de identificatie van gevaren en advies uitbrengen over de risicobeoordeling;
    • deelnemen aan het onderzoek naar de oorzaken van arbeidsongevallen;
    • advies uitbrengen over de verschillende onderwerpen met betrekking tot de codex over het welzijn op het werk en over de opstelling van instructies en de voorlichting, onthaal en opleiding van de werknemers;
    • deelnemen aan de ontwikkeling van interne noodprocedures en de organisatie van de eerste hulp.

    Om deze opdrachten te vervullen, voert de interne dienst bepaalde taken uit, zoals:

    • onderzoek van arbeidsplaatsen en werkposten;
    • onderzoek naar arbeidsongevallen en incidenten;
    • analyses en controles (laten) uitvoeren;
    • kennis nemen van de fabricageprocessen, de werkmethoden, de werkprocedures en de onderdelen van de arbeidsorganisatie en deze bestuderen teneinde maatregelen voor te stellen om de risico's te verminderen;
    • bijhouden van de documentatie met betrekking tot de wetgeving, de documenten die door deze wetgeving worden opgelegd, de inventaris van bepaalde apparatuur en de lijst van gevaarlijke producten die in het bedrijf worden gebruikt;
    • opstellen van maandrapporten, kwartaalrapporten, jaarrapporten en arbeidsongevallensteekkaarten;
    • bijhouden van de communicaties met de overheidsinstanties.

    Naast deze algemene taken zijn er ook specifieke taken in verband met de preventie van bijzondere risico's (bijvoorbeeld het gezondheidstoezicht of de preventie van psychosociale risico's op het werk).

    Interne of externe dienst?

    Zoals in de Europese kaderrichtlijn inzake veiligheid en gezondheid wordt vermeld, moet elke werkgever een of meer werknemers aanwijzen om in de onderneming en/of de inrichting werkzaamheden te verrichten die verband houden met de bescherming tegen en de preventie van beroepsrisico's. Indien de werkgever niet over voldoende mogelijkheden beschikt om deze beschermings- en preventieactiviteiten in zijn bedrijf zelf te organiseren, moet hij een beroep doen op deskundigen (personen of diensten) van buiten de onderneming en/of de vestiging. In overeenstemming met deze regels bepaalt de Belgische welzijnswetgeving dat elke werkgever over een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk moet beschikken die ten minste één preventieadviseur telt, behalve wanneer het aantal werknemers minder dan 20 bedraagt, in welk geval de werkgever zelf de functie van preventieadviseur op zich kan nemen. Alleen als de interne dienst niet in staat is alle taken uit te voeren die hem door de welzijnswetgeving worden opgedragen, moet de werkgever ook een beroep doen op een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.

    Gezien de werkingssfeer van de welzijnswet hebben de wettelijke taken van de preventiedienst niet alleen betrekking op de veiligheid en gezondheid van de werknemers, maar ook op psychosociale aspecten van de werkomgeving (pesterijen, burn-out, enz.), alsmede op ergonomie op de arbeidsplaats en arbeidshygiëne. Met name voor het gezondheidstoezicht en de preventie van psychosociale risico's op het werk schrijft de wetgeving de benoeming van gespecialiseerde preventieadviseurs voor: de preventieadviseur/arbeidsarts en de preventieadviseur voor psychosociale aspecten. Bijgevolg moet de werkgever ofwel een beroep kunnen doen op zijn eigen werknemers die over de nodige kennis en vaardigheden beschikken, in welk geval de interne preventiedienst zelf alle taken kan uitvoeren die hem door de welzijnswetgeving zijn opgedragen, zodat geen beroep behoeft te worden gedaan op een externe preventiedienst. Of, indien hij niet zelf over het nodige personeel beschikt (meestal omdat dit voor kleine en middelgrote ondernemingen onmogelijk of te duur is), moet hij een beroep doen op een externe dienst die speciaal voor deze taak is opgericht en erkend. Er zijn in dit verband geen uitzonderingen voor bepaalde activiteiten of sectoren.

    Krachtens de wetgeving die van toepassing is op de detachering van werknemers, moeten de bovengenoemde beginselen worden toegepast door alle werkgevers die in België werknemers tewerkstellen. Dit betekent dat zelfs een in het buitenland gevestigde werkgever die werknemers in België detacheert, moet beschikken over de nodige preventieadviseur(s) om hem te helpen de Belgische sociale wetgeving binnen de vereiste termijn en onder de vereiste voorwaarden na te leven. Indien dit niet het geval is (bijvoorbeeld omdat de preventieadviseur van de buitenlandse werkgever niet de nodige opleiding heeft genoten, niet over de vereiste medische of psychologische kennis beschikt, nooit in België aanwezig is, of onvoldoende vertrouwd is met de Belgische wetgeving), moet de buitenlandse werkgever in principe een beroep doen op een externe preventiedienst om hem bij te staan: hij kan een beroep doen op een externe preventiedienst waarbij hij in het land waar hij gevestigd is, is aangesloten, of hij kan een beroep doen op een externe preventiedienst in België. Indien een beroep wordt gedaan op een buitenlandse externe preventiedienst, moet deze uiteraard in staat zijn de Belgische wetgeving inzake het welzijn van de werknemers correct toe te passen. Uiteindelijk ligt de verantwoordelijkheid voor de correcte nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de Belgische wetgeving inzake het welzijn van de in België tewerkgestelde werknemers bij de werkgever, ongeacht welke externe preventiedienst hem in dit opzicht bijstaat.

    Informatie aan de werknemers

    De werkgever vermeldt op een voor de (gedetacheerde) werknemers gemakkelijk toegankelijke plaats de namen en contactgegevens van:

    • de preventieadviseur van de interne (niet-gespecialiseerde) dienst;
    • de preventieadviseur-arbeidsarts;
    • de preventieadviseur psychosociale aspecten

    en zo nodig de naam van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.
    Dit kan gebeuren door middel van posters, via het intranet, ...

    Taken van de preventiedienst

    Sommige basistaken moeten echter altijd door de interne dienst worden uitgevoerd, omdat daarvoor gegevens of kennis nodig zijn die tot de kern van de onderneming behoren.

    Deze taken hangen af van de groep waartoe de werkgever behoort.

    Werkgevers worden ingedeeld in 4 groepen (A, B, C of D), afhankelijk van de grootte van het bedrijf en de aanwezige risico's.

    Opleiding van de preventieadviseur

    De (niet-gespecialiseerde) preventieadviseur moet over specifieke bekwaamheden beschikken, afhankelijk van de groep waartoe het bedrijf behoort.

    Meer informatie

    Meer informatie op deze website: