Het statuut van de werknemersafgevaardigden

Op deze pagina

    Begin van het mandaat

      De uitoefening van het mandaat van personeelsafgevaardigde in de raad begint op het ogenblik van de aanstelling van de raad.  Praktisch betekent dit de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad. Deze installatievergadering moet in principe plaatsvinden ten laatste 45 dagen na de datum van de verkiezingen, behoudens in geval van beroep tegen de verkiezingsuitslag. 

      Ondertussen blijven de leden van de bestaande ondernemingsraad in functie tot op de dag van de installatie van hun opvolgers.

      Deze leden, die al in functie waren gedurende de vorige legislatuur, zijn herkiesbaar en kunnen zich opnieuw kandidaat stellen. Als ze opnieuw verkozen worden, blijven ze in functie.

      Opgelet : de ontslagbescherming begint ruim voor de aanvang van de uitoefening van het mandaat.   

      Einde van het mandaat

      Het mandaat van een personeelsafgevaardigde neemt een einde : 

      • in  geval van niet-herkiezing als gewoon of plaatsvervangend lid, zodra de ondernemingsraad is aangesteld;  
      • indien de betrokkene geen deel meer uitmaakt van het personeel ;
      • in geval van ontslagneming uit het mandaat;
      • indien de betrokkene geen lid meer is van de werknemersorganisatie die de kandidatuur heeft voorgedragen;
      • in geval van intrekking van het mandaat wegens ernstige tekortkomingen, uitgesproken door de Arbeidsrechtbank op verzoek van de werknemersorganisatie die de kandidatuur heeft voorgedragen;
      • indien de betrokkene niet meer behoort tot de categorie van werknemers waartoe hij behoorde op het ogenblik van de verkiezingen, tenzij de organisatie die de kandidatuur heeft voorgedragen, het behoud van het mandaat meedeelt bij aangetekend schrijven gericht aan de werkgever (opmerking: deze bepaling geldt niet voor de jongerenafgevaardigden);
      • zodra de betrokkene deel uitmaakt van het leidinggevend personeel;
      • in geval van overlijden.   

      Opgelet : het einde van het mandaat betekent niet automatisch het einde van de ontslagbescherming.

      Bijzondere ontslagbescherming

      De regels inzake de bijzondere ontslagbescherming voor de leden van de ondernemingsraad zijn identiek aan deze van toepassing op de leden van het comité voor preventie en bescherming op het werk en de kandidaten voor de verkiezingen.

      Een toelichting bij deze regelgeving kan u hier terugvinden.

      Plichten

      In het kader van hun mandaat hebben werknemersafgevaardigden volgende plichten:

      • Verplichting om de werknemers te informeren

      Het informeren van de werknemers van de onderneming over de onderwerpen die in de vergaderingen werden besproken, is één van de hoofdtaken van de leden van de raad.  

      Deze voorlichtingsplicht betreft zowel de economische en financiële informatie als de sociale informatie en de informatie inzake de tewerkstelling die in de vergaderingen werd besproken.    

      Deze verplichting om de werknemers te informeren moet worden uitgeoefend in overeenstemming met de bepalingen in het huishoudelijk reglement betreffende de wijze waarop het personeel wordt voorgelicht en in kennis gesteld van de activiteiten van de ondernemingsraad (punt 8).  

      Deze plicht om de werknemers te informeren moet uitgeoefend worden in overeenstemming met het principe van vertrouwelijkheid.  Het doorgeven van de informatie moet zo gebeuren dat de belangen van de onderneming niet geschaad worden.  

      • Plicht tot vertrouwelijkheid

      Bij het doorgeven van informatie aan de werknemers moeten de vertegenwoordigers die zetelen in de ondernemingsraad het principe van vertrouwelijkheid respecteren wanneer nodig.    

      Deze plicht tot vertrouwelijkheid geldt ook opzichtens derden.

      Deze plicht rust zowel op de werknemers- als op de werkgeversafgevaardigden. 

      • Verspreiden van informatie met een collectief karakter 

      Als het principe van vertrouwelijkheid niet gerespecteerd wordt, voorziet het Sociaal Strafwetboek in algemene sancties voor ieder lid van de ondernemingsraad (de secretaris inbegrepen), die wederrechtelijk globale inlichtingen meedeelt of ruchtbaar maakt die van die aard zijn dat zij nadeel kunnen berokkenen aan de belangen van de onderneming.  

      Bovendien voorziet het koninklijk besluit van 27 november 1973, dat het ondernemingshoofd wat betreft de economische en financiële informatie bepaalde inlichtingen als vertrouwelijk kan bestempelen.  Deze vertrouwelijkheid houdt in dat de inlichtingen op geen enkele manier aan de andere werknemers mogen doorgegeven of doorverteld worden.   

      • Verspreiden van informatie met een individueel karakter 

      De leden van de ondernemingsraad mogen in geen geval inlichtingen van individuele aard waarvan zij kennis hadden wegens hun functie of mandaat verspreiden.  

      Tenslotte hebben leden van de ondernemingsraad niet als taak om informatie te verspreiden aan derden, buiten de onderneming.  

      Rechten en faciliteiten 

      In het kader van hun mandaat genieten werknemersafgevaardigden volgende rechten en faciliteiten: 

      • Bezoldiging   

      De activiteiten als personeelsafgevaardigde worden beschouwd als arbeidstijd.  

      De afgevaardigden hebben dus recht op hun normaal loon voor de uren die besteed worden aan de vergaderingen van de raad, zelfs indien deze buiten de arbeidsuren plaatsvinden.  

      De werkgever is niet verplicht de vergaderingen van de raad tijdens de werkuren te organiseren. De uren besteed aan vergaderingen die buiten de gewone werkuren vallen, geven geen aanleiding tot overuren. Deze prestaties maken deel uit van de uitoefening van het mandaat als personeelsafgevaardigde en vormen geen tijd waarin de werknemer ter beschikking staat van zijn werkgever. De betrokken werknemers hebben recht op “gewoon” loon, maar er is geen sprake van overuren en de daaraan verbonden toeslag en inhaalrust.  

      • Verplaatsingskosten

      Wat de verplaatsingskosten betreft, geldt het algemeen principe dat de afgevaardigde bij de uitoefening van zijn mandaat geen extra kosten van verplaatsing ten laste mag hebben. 

      De gewone dagdagelijkse woon-werkverplaatsingen zijn in principe ten laste van de werknemer (onder voorbehoud van de werkgeversbijdragen in de transportkosten). De aanvullende vervoerskosten, gemaakt bij de uitoefening van het mandaat, zijn echter ten laste van de werkgever wanneer de personeelsafgevaardigden vergaderingen tussen verschillende zetels bijwonen, wanneer ze buiten hun gewone werkuren, met hun eigen vervoermiddelen vergaderingen moeten bijwonen en wanneer ze zich in de onmogelijkheid bevinden om van hun normale vervoerbewijzen gebruik te maken. 

      Merk op dat als de verplaatsing plaatsvindt tijdens de normale werkuren, de tijd eraan besteed als arbeidstijd moet worden beschouwd en als dusdanig bezoldigd. 

      • Infrastructuur en communicatiemiddelen

      De functioneringskosten van de ondernemingsraad zijn ten laste van het ondernemingshoofd. Deze moet de nodige infrastructuur (lokaal, materiaal, …) ter beschikking stellen ten einde de vergaderingen in goede orde te laten verlopen en de vertrouwelijkheid van de gesprekken te waarborgen. Dit geldt zowel voor de gewone vergaderingen van de ondernemingsraad als de voorbereidende vergaderingen.

      De reglementering voorziet nergens in specifieke bepalingen met betrekking tot het ter beschikking stellen en het gebruik van de elektronische communicatiemiddelen van de onderneming door de werknemersvertegenwoordigers.

      Omdat in hedendaagse ondernemingen hoofdzakelijk gecommuniceerd wordt via elektronische communicatiemiddelen, is het niet aangeraden om het gebruik ervan te verbieden.  Daarom is het aan te raden om de modaliteiten van het ter beschikking stellen en het gebruik van dergelijke communicatiemiddelen in het huishoudelijk reglement op te nemen, in het bijzonder met het oog op de vertrouwelijkheid van de verstrekte informatie en het vermijden van nadelige gevolgen voor de organisatie en de werking van de onderneming.  

      • Opleidingen

      De werknemersvertegenwoordigers hebben het recht om, zonder loonderving, deel te nemen aan cursussen en seminaries op tijdstippen die samenvallen met hun normale arbeidsuren.

      Deze cursussen worden georganiseerd door de vakbonden, hun beroepscentrales of gewestelijke diensten en zijn gericht op de vervolmaking van hun economische, sociale en technische kennis in hun rol van werknemersvertegenwoordiger.

      De voorwaarden en modaliteiten van dit recht om gratis deel te nemen aan opleidingen, kunnen in collectieve overeenkomsten, gesloten op het niveau van het paritair comité, opgenomen zijn. Deze  afspraken kunnen ook op het niveau van de onderneming gemaakt worden, ofwel door de collectieve sectorovereenkomsten te vervolledigen, ofwel, bij ontstentenis van bepalingen op het niveau van de sector, de modaliteiten van het recht op vorming zelf vast te stellen.  

      Naast de opleidingen georganiseerd door de vakbonden, kunnen de werknemersafgevaardigden in principe gebruik maken van betaald educatief verlof. Dit is een recht dat aan alle werknemers van de onderneming toekomt.