Coördinatie op de arbeidsplaats

Op deze pagina

    Werken op eenzelfde arbeidsplaats of op aanpalende of naburige arbeidsplaatsen 

    Voorafgaande opmerking

    De wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk voert een veralgemeende regeling in, waarbij de verschillende aspecten van de tewerkstelling op eenzelfde werkplaats aan bod komen.  Hoofdstuk III stelt in dit verband een algemeen principe vast dat ook geldt voor ondernemingen of instellingen die geen contractuele relatie met elkaar hebben.  Hoofdstuk IV betreft specifiek het werken met derden (meer informatie hierover, zie het thema "Werken met derden") en het werken met uitzendkrachten bij gebruikers (meer informatie hierover, zie het thema "Uitzendarbeid").  In hoofdstuk V werd een specifieke regeling uitgewerkt voor de werkzaamheden op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, die de wettelijke basis vormt voor de omzetting van de richtlijn 92/57/EEG van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke of mobiele bouwplaatsen (meer informatie hierover, zie het thema "Tijdelijke of mobiele bouwplaatsen").

     Bespreking van artikel 7 van de wet

    Het artikel behandelt twee toepassingsgebieden:

    • Artikel 7, § 1 handelt over de verplichting van verschillende ondernemingen of instellingen die bedrijvig zijn op eenzelfde arbeidsplaats waar werknemers werken.  Deze verplichting wordt in grote mate beïnvloed door het begrip arbeidsplaats.  Dit is volgens artikel 3, § 1, 15° van de wet "elke plaats waar arbeid wordt verricht, ongeacht of deze zich binnen of buiten een inrichting bevindt en ongeacht of deze zich in een besloten of in een open ruimte bevindt".
       
    • Artikel 7, § 2 bepaalt de verplichting die verschillende ondernemingen of instellingen hebben betreffende de gemeenschappelijke uitrustingen en voorzieningen, wanneer zij bedrijvig zijn op aanpalende of naburige arbeidsplaatsen.

    Artikel 7, § 1

    De in dit artikel bedoelde verplichting richt zich tot alle ondernemingen of instellingen. 

    Het begrip onderneming slaat op de juridische entiteit.  Het kan zowel gaan om werkgevers als om éénmanszaken of bureaus zonder personeel.  Inhoudelijk slaat het begrip gewoonlijk op een economische activiteit, maar in deze context wordt het ruim opgevat, zodat een beroepsactiviteit volstaat.

    Het begrip instelling verwijst naar een rechtspersoon, zonder aanduiding van de activiteit die wordt verricht.

    Daarbij is het van geen enkel belang of zij al dan niet zelf werknemers tewerkstellen dan wel werknemers tewerkstellen, maar niet op die arbeidsplaats.  Een zelfstandige ondernemer wordt evenzeer bedoeld als een bedrijf met meerdere werknemers of een openbare instelling of openbaar bestuur.

    De verplichting ontstaat voor deze ondernemingen of instellingen wanneer ze bedrijvig zijn op eenzelfde arbeidsplaats.  Er ontstaat dus slechts een verplichting indien er zich op een bepaalde plaats meerdere ondernemingen of instellingen bevinden, waarvan er ten minste één werknemers heeft die dáár moeten werken.

    Wanneer aan deze voorwaarde is voldaan, is iedereen die bedrijvig is op deze plaats, d.w.z. iedereen die op die plaats een beroepsactiviteit uitoefent, onderworpen aan deze regelgeving, ook zelfstandige ondernemers.

    De verplichting slaat op de samenwerking, de coördinatie en de informatie-uitwisseling tussen de partijen.

    De inhoud van de uit te wisselen informatie is deze die geciteerd is in de Europese kaderrichtlijn veiligheid en gezondheid van werknemers (89/391/EEG, artikel 10.1).  Zij heeft naargelang het geval betrekking op de maatregelen inzake de eerste hulp, de brandbestrijding en de evacuatie, of op de preventiemaatregelen en -activiteiten voor elk type werkpost, soort functie of activiteit, voor zover zij relevant is voor het kunnen vervullen van de verplichtingen inzake coördinatie en samenwerking met het oog op de bescherming van de aanwezige werknemers.  Er moet bijgevolg niet noodzakelijk over elke werkpost, functie of activiteit informatie gegeven worden; enkel voor deze waarvoor de informatieverstrekking relevant is in het kader van de samenwerkings -en coördinatieplicht.

    Artikel 7, § 2 

    In dit artikel wordt een regeling uitgewerkt naar aanpalende of naburige arbeidsplaatsen toe, gelegen in eenzelfde onroerend goed.

    Alle ondernemingen of instellingen die bedrijvig zijn op aanpalende of naburige arbeidsplaatsen, gelegen in eenzelfde onroerend goed met gemeenschappelijke uitrustingen of evacuatie voorzieningen e.d., hebben een samenwerkings- en coördinatieplicht ten aanzien van het gebruik en desgevallend het beheer van de gemeenschappelijke uitrustingen en voorzieningen.

    Hier wordt bijvoorbeeld gedacht aan kantoorgebouwen waar verscheidene ondernemingen één of meer verdiepingen huren.  Ingevolge de definitie van arbeidsplaats in artikel 3, § 1, 15° van de wet vormt het kantoorgebouw niet één enkele arbeidsplaats, maar is het samengesteld uit verschillende arbeidsplaatsen waarvoor elk der hurende ondernemingen in principe verantwoordelijk is.  De trappen, de liften en de luchtconditioneringsgroepen in zulk gebouw maken geen deel uit van de arbeidsplaats maar vormen gemeenschappelijke delen en uitrustingen die een invloed kunnen hebben op het welzijn van de werknemers die op de bedoelde arbeidsplaatsen werken.  In zulk kantoorgebouw zijn ten opzichte van bijvoorbeeld de derde verdieping, de tweede en de vierde verdiepingen aanpalend en de eerste en vijfde verdiepingen naburig.  Een bedrijvencentrum is een ander mogelijk toepassingsvoorbeeld.  Essentieel voor de toepassing van dit artikel is de aanwezigheid van gemeenschappelijk te gebruiken uitrustingen of voorzieningen die een invloed kunnen hebben op de veiligheid en de gezondheid van de werknemers.

    Artikel 7, § 3

    Het artikel 7, § 3 stelt de tussenkomst van de Koning voor het nemen van uitvoeringsbesluiten facultatief.

    Dit betekent dat de nadere regels betreffende de samenwerkings- en coördinatieverplichting of de wijze waarop de informatie-uitwisseling zal verlopen kunnen worden bepaald bij koninklijk besluit, maar dat zulk besluit er niet noodzakelijk komt.   Met andere woorden, de verplichtingen bestaan, maar de partijen mogen zelf bepalen op welke wijze zij de verplichtingen zullen uitvoeren en volgens welke nadere regelen, en dit zolang er geen uitvoeringsbesluit is genomen.  Dit zou bijvoorbeeld het voorwerp kunnen uitmaken van convenanten of andere collectieve regelingen, zoals collectieve arbeidsovereenkomsten.

    Artikel 7, § 4

    Dit artikel heeft tot doel duidelijk te maken dat het toepassingsgebied van hoofdstuk III geen overlapping kan vormen met de toepassingsgebieden van de hoofdstukken IV en V.

    Wel te verstaan blijven de bepalingen van hoofdstuk III van toepassing op de werkzaamheden bedoeld in artikel 12, § 1, 1°, tot op het ogenblik dat de Koning de verplichtingen van de artikelen 9 en 10 op deze werkzaamheden toepasselijk verklaart.  Het betreft meer precies werkzaamheden die in een inrichting van een werkgever door werkgevers of zelfstandigen van buitenaf uitgevoerd worden, zonder dat beide laatsten met die werkgever een overeenkomst hebben gesloten, bv. werkzaamheden die worden verricht in het kader van het vrij verkeer van goederen en diensten of tussenkomsten van werknemers van organisaties die vergaderingen bijwonen in de inrichting van een andere werkgever.