Taken van de preventieadviseur

Op deze pagina

    Toelichting over artikel II.1-6 van de codex over het welzijn op het werk

    Vraag 1

    In artikel II.1-6, §1, 1°, f) van de codex wordt bepaald dat de preventieadviseur zelf analyses of controles moet uitvoeren of laten uitvoeren onder de voorwaarden bepaald door de wet en de codex. Worden hiermee de controles bedoeld die door erkende organismen moeten uitgevoerd worden of ook nog andere controles?

    Antwoord 1

    Men kan verschillende soorten controles onderscheiden:

    • controles die opgelegd zijn door het ARAB, AREI of de codex welzijn op het werken door erkende organismen of laboratoria moeten uitgevoerd worden;
    • controles die opgelegd zijn door voormelde reglementeringen en door deskundigen moeten uitgevoerd worden;
    • controles die niet expliciet opgelegd worden door één van de voormelde reglementeringen, maar die noodzakelijk zijn om na te gaan of een toestel of een installatie zich nog in goede staat bevindt en veilig kan werken;
    • controles die opgelegd worden door andere reglementeringen en die gevolgen voor de veiligheid en gezondheid kunnen hebben wanneer ze niet of slecht worden uitgevoerd.

    Het is de taak van de preventieadviseur de werkgever erop te wijzen dat deze controles moeten uitgevoerd worden. De preventieadviseur kan eventueel zelf de controles bedoeld in de laatste drie punten uitvoeren, indien hij over de nodige deskundigheid beschikt.

    Vraag 2

    Artikel II.1-6, §1, 2°, b) van de codex bepaalt dat de preventieadviseur er moet voor zorgen dat een jaarverslag moet opgesteld worden volgens bijlage II.1-3 van de codex. In de bijlage II.1-3 moeten inlichtingen gegeven worden over de onderneming. Wat verstaat men onder "onderneming" in dit geval ? Moet er voor elke afdeling van de interne dienst een jaarverslag opgesteld worden ?

    Antwoord 2

    Met onderneming wordt technische bedrijfseenheid bedoeld. Voor elke afdeling van de interne dienst moet een jaarverslag opgesteld worden.

    Vraag 3

    Artikel II.1-6, §1, 3° van de codex legt op dat de preventieadviseur de documenten moet opstellen in het kader van de aankoop en het gebruik van arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen. Is men hier de collectieve beschermingsmiddelen vergeten ? Is deze bepaling niet in tegenspraak met titel 2 betreffende de bepalingen van toepassing op alle arbeidsmiddelen van boek IV van de codex ?

    Antwoord 3

    De collectieve beschermingsmiddelen worden inderdaad niet vermeld bij de opsomming van de taken van de preventieadviseur in artikel II.1-6 van de codex. Toch heeft de preventieadviseur een rol in de aankoopprocedure van deze beschermingsmiddelen, aangezien dit is voorzien in titel 1 betreffende de collectieve beschermingsmiddelen van boek X van de codex.

    Vraag 4

    Hoe moet het onderzoek van arbeidsongevallen gebeuren ? Wat is de rol van de interne dienst ?

    Antwoord 4

    Artikel II.1-4, 2de lid, 2° van de codex zegt dat de interne dienst de opdracht heeft deel te nemen aan de studie van de oorzaken van arbeidsongevallen en artikel II.1-6, §1, 1°, d van de codex bepaalt dat de interne dienst als taak heeft arbeidsongevallen te onderzoeken.

    Deze opdracht en taak zijn volgens artikel II.1-8 van de codex in bedrijven van groep A en B niet verplicht door de interne dienst uit te voeren: ze mogen dus ofwel steeds door de interne dienst uitgevoerd worden, indien deze daarvoor over de nodige bekwaamheid beschikt, ofwel steeds toevertrouwd worden aan een externe dienst. Het is ook mogelijk dat in bepaalde gevallen de interne dienst het onderzoek zelf zal doen en in andere gevallen de externe dienst. In elk geval moet in het identificatiedocument, bedoeld in artikel II.1-7 van de codex, worden aangegeven in welke gevallen de interne dienst het onderzoek zelf verricht en moet het Comité PBW in toepassing van artikel II.1-13 van de codex daarover advies geven.

    Samengevat moet het onderzoek van arbeidsongevallen in de verschillende groepen van bedrijven gebeuren volgens het volgende schema:

    Schema verschillende groepen van bedrijven

     A en B

    Vrije keuze, mits inachtname van art. II.1-7 en II.1-13.

     C

    Onderzoek moet gebeuren door externe dienst, indien arbeidsongeval meer dan 3 dagen arbeidsongeschiktheid meebrengt en de preventieadviseur geen aanvullende vorming heeft. 

     D

    Onderzoek moet steeds gebeuren door externe dienst, indien arbeidsongeval meer dan 3 dagen arbeidsongeschiktheid meebrengt.