Hoe werkt het systeem van de preventie-eenheden bij werkgevers van groep A, B en C+ ?

Op deze pagina

    Omzetting en weging

    Een preventie-eenheid bedraagt 150 euro (te indexeren bedrag, zie Verplichte minimumbijdragen voor prestaties van externe diensten voor preventie en bescherming op het werk die van toepassing zijn voor het jaar 2019): dit bedrag houdt rekening met de gemiddelde kostprijs per door het personeel van een externe dienst gepresteerd uur (totale loonkost en overheadkosten, zoals ondersteunende diensten, werkingskosten, ICT, enz., inbegrepen). Voor het aanrekenen van de prestaties van het personeel van de externe dienst worden de volgende wegingsfactoren toegepast:

    • 1 preventie-eenheid per gepresteerd uur door een preventieadviseur-arbeidsveiligheid, een  preventieadviseur-psychosociale aspecten, een preventieadviseur-ergonomie of een preventieadviseur-arbeidshygiëne;
    • 1,25 preventie-eenheden per gepresteerd uur door een preventieadviseur-arbeidsarts;
    • 0,75 preventie-eenheden per gepresteerd uur door een verpleegkundige, of een persoon die de preventieadviseur bijstaat en die beschikt over een aanvullende vorming niveau II.

    De forfaitaire bijdrage (nl. het aantal werknemers te vermenigvuldigen met het tarief dat moet worden betaald door de werkgever op grond van de tariefgroep waartoe deze werkgever behoort) wordt dus omgezet in preventie-eenheden (waarbij 1 preventie-eenheid 150 euro bedraagt). Hiervan kan niet afgeweken worden.

    Dit principe ligt volledig in lijn met wat artikel II.3-11 van de codex over het welzijn op het werk bepaalt: “Geen enkele vorm van korting, ristorno, terugbetaling of andere commerciële praktijk die tot doel heeft of als gevolg heeft het bedrag van de verplichte forfaitaire minimumbijdragen bedoeld in hoofdstuk III van deze titel te verlagen, mag door de externe dienst worden toegepast of voorgesteld aan de werkgever en deze laatste mag dit noch vragen noch aanvaarden, zelfs niet wanneer de overeenkomst werd gesloten ingevolge een overheidsopdracht.”

    Richtlijn inzake het maximum aantal gezondheidsbeoordelingen per uur

    Het is niet mogelijk om exact vast te leggen (in aantal preventie-eenheden) hoeveel precies een gezondheidsbeoordeling zal kosten.

    Een maximum van vier gezondheidsbeoordelingen per uur kan worden beschouwd als een werkbare, zinvolle duurtijd. Het gaat uiteraard om een inschatting van de gemiddelde duurtijd van gezondheidsbeoordelingen en stemt niet noodzakelijk overeen met de reële tijd waarbinnen een gezondheidsbeoordeling dient plaats te vinden. Dit zal in realiteit steeds afhangen van de aard van deze beoordeling en van de complexiteit van de individuele problematiek.

    Voorrang voor gezondheidstoezicht en psychosociale risico’s

    De preventie-eenheden moeten bij voorrang worden besteed aan de verplichte opdrachten in het kader van het gezondheidstoezicht (voorafgaande gezondheidsbeoordelingen, periodieke onderzoeken, spontane raadplegingen, onderzoeken bij werkhervatting, onderzoeken in het kader van moederschapsbescherming) en aan de opdrachten van de preventieadviseur psychosociale aspecten (behalve als de werkgever intern over een preventieadviseur psychosociale aspecten beschikt). Pas na verrekening van deze opdrachten kunnen andere prestaties van de externe dienst op het saldo worden aangerekend.

    Zijn de preventie-eenheden opgebruikt vooraleer alle verplichte prestaties inzake gezondheidstoezicht en psychosociale aspecten zijn geleverd, dan moet de externe dienst niettemin garanderen dat deze verplichte prestaties alsnog worden uitgevoerd. In dat geval worden deze prestaties wel afzonderlijk aangerekend aan de werkgever, volgens de tarieven voor extra prestaties.

    Als er wel preventie-eenheden overblijven na aanrekening van bovenvermelde verplichte prestaties, dan kunnen deze worden gebruikt voor andere prestaties die door de externe dienst worden geleverd (bv. het bijwonen van vergaderingen van het comité, het uitvoeren van een ernstig arbeidsongevallenonderzoek, brandpreventie, enz.). Deze prestaties moeten verband houden met het preventiebeleid van de onderneming, d.w.z. er mogen bv. geen medische handelingen tegenover staan die buiten het kader van de arbeidsgeneeskunde vallen (bv. cholesterolmonitoring).

    Overdracht van preventie-eenheden

    Preventie-eenheden die op het einde van het jaar overblijven, worden in principe overgedragen naar het volgende jaar: hiervan kan men eventueel gebruik maken als buffer (in geval er een volgend jaar meer prestaties zouden worden opgenomen dan de forfaitaire bijdrage van dat jaar dekt, bv. omwille van een groter aantal spontane raadplegingen of omwille van een complexe psychosociale interventie), ofwel om bijzondere prestaties inzake preventie op te vragen bij de externe dienst die buiten het normale vallen, bv. een grondig onderzoek van de werkposten op het vlak van psychosociale aspecten of ergonomie.

    Overblijvende preventie-eenheden kunnen uitsluitend worden gebruikt door de werkgever zelf (dus geen overdracht naar een andere werkgever mogelijk), en binnen het kader van preventie en welzijn in ondernemingen: zij mogen dus bv. niet worden verrekend met diensten die door partners van de externe dienst worden verstrekt (bv. sociale secretariaten of arbeidsongevallenverzekeraars). Het is evenmin mogelijk om overblijvende preventie-eenheden terug te betalen, noch om ze op te sparen en zo een ‘gratis’ jaar te bekomen, noch om een korting op de bijdrage van het volgende jaar te krijgen (cf. art. II.3-11 van de codex): de forfaitaire minimumbijdrage is immers jaarlijks verschuldigd.

    Ongebruikte preventie-eenheden die een werkgever nog over heeft wanneer hij van externe dienst verandert, komen te vervallen bij de overstap naar een andere externe dienst: zij kunnen niet worden terugbetaald.