(Europese) grens van de arbeidstijd

Op deze pagina

    Er bestaan sinds lang Europese grenzen van de arbeidstijd.

    De Europese wetgeving verplicht de lidstaten om de arbeidstijd te beperken tot 48 uren per week, eventueel op gemiddelde wijze over een periode die niet langer mag zijn dan 4 maanden.

    Tot nu toe liet het geheel van regels met betrekking tot de beperking van de arbeidsduur in België toe om de conformiteit met de Europese wetgeving te garanderen. 

    De invoering van de nieuwe categorieën van overuren waarvoor de inhaalrust niet verplicht is, de mogelijke cumul van verschillende afwijkingen in het kader waarvan inhaalrust niet verplicht is, de verhoging van de interne grens en de verlenging van de duur van de referteperiode voor het naleven van de arbeidsduurgrenzen hebben tot gevolg dat het nodig is om specifiek te garanderen dat de wekelijkse arbeidsduurgrens van 48 uren moet worden gerespecteerd over een referteperiode voorzien door de Europese richtlijn.

    Op elk ogenblik zal moeten worden gegarandeerd dat de arbeidsduur op gemiddelde wijze 48 uren per week over een referteperiode van 4 maanden niet zal overschrijden, met inbegrip van overuren.

    Men moet er eveneens aan herinneren dat de rechtspraak van het Hof van Justitie over het begrip arbeidstijd zelf ruimer kan zijn dan deze die wordt gebruikt in de Belgische wetgeving (voor grenzen die uiteraard lager zijn dan deze van de richtlijn). De slapende wachten op de arbeidsplaats moeten, volgens het Hof, volledig worden beschouwd als arbeidstijd, wat niet noodzakelijk het geval is in bepaalde sectorale regelingen op basis artikel 19 van de Arbeidswet van 16 maart 1971. In dezelfde zin beschouwt het Hof, voor de werknemers die geen vaste plaats van tewerkstelling hebben, de verplaatsingstijd van de werknemer van zijn woonplaats naar de eerste klant als arbeidstijd.

     

    Inwerkingtreding : 1 februari 2017 

    Bron : Wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk, art. 6.