Een nieuw koninklijk besluit over collectieve beschermingsmiddelen

Gepubliceerd op

Het Belgisch Staatsblad van 7 oktober 2013 publiceerde het koninklijk besluit van 30 augustus 2013 tot vaststelling van algemene bepalingen betreffende de keuze, de aankoop en het gebruik van collectieve beschermingsmiddelen.

Voor de publicatie van dat koninklijk besluit lagen de reglementaire bepalingen betreffende de collectieve beschermingsmiddelen (CBM) nog vervat in artikel 54quater van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB). Dit artikel 54quater had betrekking op het voorkomingsbeleid en omvatte voorheen ook de reglementaire bepalingen betreffende het algemeen preventiebeleid, de arbeidsmiddelen en de persoonlijke beschermingsmiddelen die al naar de Codex over het Welzijn op het Werk werden overgebracht door de koninklijke besluiten van 27 maart 1998, 12 augustus 1993 en 13 juni 2005. Het was dus logisch om verder te gaan met de overdracht van de laatste bepalingen van artikel 54quater naar de Codex over het Welzijn op het Werk.

Het belang van een koninklijk besluit dat het gebruik van CBM kadert, beperkt zich evenwel niet tot het verzekeren van de overdracht van reglementaire bepalingen van het ARAB naar de Codex over het Welzijn op het Werk. Tot op vandaag stonden de reglementaire bepalingen die betrekking hebben op het gebruik van CBM immers verspreid in verschillende koninklijke besluiten van de Codex over het Welzijn op het Werk. Deze koninklijke besluiten legden het gebruik van CBM op in bepaalde omstandigheden, terwijl de regels met betrekking tot het bestellen, de aankoop en de ingebruikname vervat lagen in artikel 54quater van het ARAB. Het gebrek aan coördinatie tussen deze reglementaire bepalingen vormde een belemmering voor het voeren van een efficiënt beleid inzake het gebruik van CBM.

Het koninklijk besluit van 30 augustus 2013 werd zodanig opgesteld dat de werkgever die CBM ter beschikking stelt van zijn werknemers, dit doet op basis van een risicoanalyse die hem alle elementen verschaft om:

  • Die CBM te kiezen die het best zijn aangepast aan elke arbeidssituatie.
  • De CBM bij elk gebruik in goede staat te behouden.
  • De werknemers zodanig op te leiden dat het CBM wordt geïnstalleerd en gebruikt binnen de gebruiksgrenzen die eigen zijn aan dit CBM.
  • Ingevolge het opstellen van een bestelbon, over alle informatie van de fabrikant te beschikken met het oog op het bereiken van de doelstellingen op het vlak van de installatie en het gebruik van de CBM en op het vlak van de opleiding van de werknemers.

Om deze doelstellingen te bereiken en het probleem van de coördinatie tussen de verschillende reglementaire bepalingen betreffende CBM op te lossen, bevat het koninklijk besluit van 30 augustus 2013:

  • Een nauwkeurige definitie van een CBM.
  • Een procedure van drie groene lichten die werd herzien opdat de veiligheidsdoelstellingen opgelegd door het koninklijk besluit zo doeltreffend mogelijk zouden bereikt worden.
  • Een direct verband met de koninklijke besluiten van de Codex over het Welzijn op het Werk die voorwaarden opleggen met betrekking tot het gebruik van CBM (bijlage I).
  • Een minimaal veiligheidsniveau in bepaalde omstandigheden door het opleggen van specifieke preventiemaatregelen die voorheen reeds door het ARAB werden opgelegd (bijlage II).

De tekst van het KB vindt u in de module Regelgeving:

Koninklijk besluit van 30 augustus 2013 tot vaststelling van algemene bepalingen betreffende de keuze, de aankoop en het gebruik van collectieve beschermingsmiddelen (PDF, 42 KB)