Hervorming van stelsel van werkloosheidsuitkeringen vanaf 1 november 2012

Gepubliceerd op

Waarom deze hervorming ?

Het federaal regeerakkoord van december 2011 voorziet, in navolging van o.a. aanbevelingen van de Europese Raad, een aanpassing van de werkloosheidsverzekering. Het specifieke Belgisch regime van uitkeringen onbeperkt in de tijd wordt als principe gehandhaafd, maar het bedrag van de werkloosheidsuitkering wordt meer gekoppeld aan de duur van de vooraf gewerkte periode en aan de duur van de werkloosheid zelf. Doelstelling is het hervatten van werk meer aan te moedigen dan vroeger.

Makkelijker toegang tot de werkloosheidsuitkeringen

Om recht te hebben op werkloosheidsuitkeringen moet men eerst een bepaald aantal dagen gewerkt hebben in een bepaalde periode. Dat aantal dagen en die periode neemt toe met de leeftijd. Vanaf 1 november 2012 wordt die periode waarbinnen men voldoende dagen moet gewerkt hebben verlengd: van 18 naar 21 maanden voor de personen van minder dan 36 jaar, van 27 naar 33 maanden voor de personen van 36 tot minder dan 50 jaar, en van 36 naar 42 maanden voor de personen van 50 jaar en meer.
Het wordt dus makkelijker om het recht op werkloosheidsuitkeringen te openen.

Verhoging uitkeringen bij de aanvang van de werkloosheid

Werknemers veranderen vaker van job dan vroeger. Tussen twee jobs zijn er soms korte werkloosheidsperiodes. Om in die korte tussenfase de terugval van het inkomen zo veel mogelijk te beperken, wordt vanaf 1 januari 2013 het bedrag van de werkloosheidsuitkeringen in de eerste 3 maanden verhoogd: daar waar dit nu 60 % van het (begrensd) loon is, wordt dat vanaf 2013 65 %. Voor zij die een brutoloon hadden van minstens 2.370,76 € betekent dit een stijging van de uitkering tot 1.541,02 € per maand.

Buiten deze verhoging van de uitkeringen de eerste 3 maand werkloosheid, verandert er niets aan de uitkeringen gedurende de eerste 14 maanden van de werkloosheid.

Geleidelijke vermindering van de uitkeringen bij langdurige werkloosheid

De regel waarbij de werkloosheidsuitkering afneemt om na een bepaalde werkloosheidsduur terug te vallen op een forfaitaire uitkering, bestond reeds voor sommige werklozen, met name voor zij die samenwoonden met iemand met een ander inkomen. Dit principe wordt nu uitgebreid en veralgemeend naar de werklozen die alleenwonend zijn en naar de werklozen met gezinslast (bvb. een partner zonder beroeps- of vervangingsinkomen). Volgens de nieuwe regeling zal ten laatste na 48 maanden werkloosheid de uitkering geen rekening meer houden met het vroegere loon, maar op een forfaitaire wijze vastgesteld worden.

Niet voor iedereen  

Dat terugvallen op een forfaitaire uitkering is echter niet van toepassing indien:

  • De werkloze een beroepsverleden van 20 jaar arbeid als loontrekkende bewijst; 
  • De werkloze volgens de geneesheer aangesteld door de RVA, een blijvende graad van arbeidsongeschiktheid heeft van minstens 33 %;
  • De werkloze een werkloze is die geniet van een bedrijfstoeslag van zijn vroegere werkgever (het vroegere brugpensioen) 
  • De werkloze minstens 55 jaar oud is; 
  • De werkloze geen werkloosheidsuitkeringen ontvangt maar “inschakelingsuitkeringen” (uitkeringen niet op basis van arbeid maar op basis van de gevolgde studies).

Ook op sommige specifieke categorieën van werklozen (bvb. de havenarbeiders) is de nieuwe regeling van versterkte daling van de uitkering niet van toepassing.

Algemene regel voor bepaling van het versterkt dalend verloop van de uitkeringen

Het nieuwe stelsel van dalende uitkeringen begint ten vroegste na 14 maanden werkloosheid. En ten laatste na 48 maanden werkloosheid valt de werkloze terug op een forfaitaire uitkering. Die forfaitaire uitkering, die ook nadien gegarandeerd blijft, bedraagt:

  • 1.090,70 € per maand voor de samenwonende werkloze indien er in het gezin geen ander inkomen is; 
  • 916,24 € voor de alleenwonende werkloze;
  • 483,86 € voor de werkloze die samenwoont met iemand met een inkomen.

De snelheid waarmee de uitkering afneemt van het uitkeringsniveau in de 14de maand naar dit forfaitair bedrag, hangt o.a. af van het aantal jaren dat de werkloze werkte vóór hij werkloos werd. Elk gewerkt jaar geeft vanaf de 15de maand werkloosheid 2 maanden extra vooraleer die minimale uitkering bereikt wordt. Een werkloze die slechts 2 jaar gewerkt heeft, zal terugvallen op de forfaitaire uitkering na 18 maanden werkloosheid. Een werkloze die 11 jaar gewerkt heeft zal echter slechts na 36 maanden (of 3 jaar) terugvallen op deze forfaitaire uitkering. In dat laatste geval zal zijn uitkering in de 15de tot de 24ste maand werkloosheid op hetzelfde peil blijven als in zijn 14de maand werkloosheid, en zal vanaf de 25ste maand werkloosheid de uitkering geleidelijk beginnen dalen om dan in de 37ste maand terug te vallen op die forfaitaire uitkering.

Niet enkel het beroepsverleden vóór de werkloosheid verschuift het tijdstip waarop men op de forfaitaire uitkering terugvalt. Ook periodes van werk van minstens 3 maanden tijdens de werkloosheid verschuiven het tijdstip waarop men op het minimumbedrag terugvalt.

 

Onmiddellijk van toepassing?  

Ook voor werklozen die op 1 november 2012 reeds meer dan één jaar werkloos zijn, is het nieuwe stelsel van toepassing.
Voor werklozen die samenwonen met een persoon met een inkomen, kan het effect van de nieuwe regeling zich reeds voordoen vanaf november 2012. Voor de werklozen die alleen wonen of die samenwonen met iemand zonder inkomen, geldt een overgangsfase, waardoor ze te vroegste vanaf maart 2013 op de forfaitaire uitkering terugvallen. Maar afhankelijk van de duur van hun vroegere arbeidsprestaties, wordt deze datum opgeschoven naar later.

Terugkeer naar de hogere werkloosheidsuitkeringen

Om terug de hogere uitkeringen te krijgen die gelden bij het begin van de werkloosheidsperiode moet men 12 maanden voltijds werken. Er bestaan ook specifieke regels voor zij die deeltijds het werk hervatten. De periode waarbinnen men die arbeidsdagen moet presteren wordt vanaf 1 november 2012 verlengd: de voorwaarde om 12 maanden gewerkt te hebben in een periode van 15 maanden wordt versoepeld naar een periode van 12 maanden werk in een periode van 18 maanden.
Het wordt dus makkelijker om terug te keren naar de hogere uitkeringen die gelden bij de aanvang van de werkloosheid.

Meer uitleg?

Het gaat dus om een geheel van aanpassingen aan het stelsel van de werkloosheidsuitkeringen die één gemeenschappelijk kenmerk hebben: werken wordt beter in rekening gebracht dan vroeger.

Meer informatie hierover kan u terugvinden op de website van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA)